Werkwoorden

Werkwoorden
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Hoe noemen we alle werkwoorden in een zin?

Slide 2 - Open vraag

We hebben geoefend met:
Persoonsvorm --> hoe vinden we die ook alweer?​
Werkwoorden in de tegenwoordige tijd.​
Je/jij achter de persoonsvorm​
Sterke en zwakke werkwoorden --> persoonsvormen in de verleden tijd​



Nu gaan we oefenen: voltooid deelwoord

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een voltooid deelwoord?

Slide 4 - Open vraag

Er kunnen meer werkwoorden in een zin staan.
Het andere werkwoord is de infinitief (het hele werkwoord) of het voltooid deelwoord.

Mijn vader heeft in de bouw gewerkt.
Mijn fiets is vannacht gestolen. 

Slide 5 - Tekstslide

Ik heb gehuild. 
Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord in een zin.​
Voltooid betekent dat iets af is. Er gebeurt daarna niets meer.​
​Ik huil. --> Ik ben nu aan het huilen.
Ik heb gehuild. --> Ik ben niet meer aan het huilen, ik ben vrolijk.
Het begint vaak met ge-​ of her of be



Ik heb gehuild.

Slide 6 - Tekstslide

Hoe schrijven we het?
Sterke werkwoorden veranderen, net als in de verleden tijd, ook van klank in de voltooide tijd. Dat zie je aan het voltooid deelwoord.​

We hebben thee gedronken. (drinken) 

Slide 7 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden
Bij zwakke werkwoorden eindigt het voltooid deelwoord op een -d of -t. Je hoort het vanzelf of je een -d of een -t moet schrijven. Dat hoor je als je het werkwoord langer maakt of in de verleden tijd zet. Zo schrijf je ‘gewerkt’ met een -t en ‘gekamd’ met een -d.

Ook bij het voltooid deelwoord komt het wel eens voor dat je het niet goed hoort en daardoor twijfelt. Bijvoorbeeld bij het werkwoord kussen of verven. Dan is het handig om de regel van het ’t ex-kofschip te gebruiken.

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld: verven
Ik heb mijn kamer (verven).​
verven​
Je haalt -en van het hele werkwoord af. Je krijgt: verv.​
De laatste letter is een v. Deze letter zit niet in ’t ex-kofschip. Je schrijft dus -d.​

Ik heb mijn kamer geverfd.

Slide 9 - Tekstslide

Een sterk werkwoord in de voltooide tijd is: ge+ stam +en​
Een zwak werkwoord in de voltooide tijd is: ge+stam+t of d​
​Ge dronk en​
Ge verf d

Slide 10 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
gepompd
B
gepompt

Slide 11 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
gezegd
B
gezegt

Slide 12 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
gebeurd
B
gebeurt

Slide 13 - Quizvraag

Oefenen
Learnbeat 3.5 C

Slide 14 - Tekstslide