5.2 Het huishoudboekje van de overheid

5.2 Het huishoudboekje van de overheid
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

5.2 Het huishoudboekje van de overheid

Slide 1 - Tekstslide

Van vorige les......
Collectieve goederen:

  • Voorzieningen die de overheid levert en betaalt en waarvan iedereen gebruik kan maken

Slide 2 - Tekstslide

Van vorige les...
Privatiseren:
  • de overheid besteedt taken uit of draagt ze over aan particuliere bedrijven 
  • Wat is er veranderd in de "post sector" nu er sprake is van marktwerking?
  • Waarom privatiseren?
  • Waarom niet?

Slide 3 - Tekstslide

De overheid kan bij het maken van keuzes op economisch gebied informatie en/of advies krijgen van:

  • CBS


  • CPB


  • SER


CBS
  • Centraal Bureau voor de Statistiek
  • Verzamelt informatie over oa economische veranderingen
CPB
  • Centraal Planbureau
  • Onderzoekt wat de gevolgen kunnen zijn van economische beslissingen
SER
  • Sociaal Economische Raad
  • Adviseert over sociaal-economische onderwerpen
  • Bestaat uit werkgevers, werknemers en onafhankelijke deskundigen

Slide 4 - Tekstslide

5.2 Het huishoudboekje van de overheid
Deze les onder andere:
  • Inkomsten gemeenten
  • Begrotingsoverschot of   begrotingstekort
  • Staatsschuld 

Slide 5 - Tekstslide

  • Jaarlijks maakt het rijk de begroting voor het komende jaar: de Rijksbegroting.
  • De miljoenenota is een korte toelichting hierop.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Inkomsten Rijk

Belastingen en premies
Boetes
Aardgasopbrengsten
Winsten staatsbedrijven

Uitgaven Rijk
  • Uitgaven die alle ministeries gaan doen voor hun plannen
  • Rente over staatsleningen (6MD € in Miljoenenota!)
  • Aflossing van staatsleningen (oftewel aflossing van staatsschulden)

Slide 8 - Tekstslide

Directe belastingen: betaal je RECHTSTREEKS aan belastingdienst.
= belasting op inkomen, winst en vermogen. Bijv:
-Loon en inkomstenbelasting
-Dividendbelasting
-Vennootschapsbelasting
-Kansspelbelasting

Indirecte belastingen (=kostprijsverhogende belastingen). Betaal je VIA winkelier aan belastingdienst.
Bijv:
- BTW
- Accijns
- Invoerrechten
-Milieuheffingen


Slide 9 - Tekstslide

Inkomsten gemeenten
  • Een gemeente krijgt een deel van het geld/ budget van het Rijk ("Gemeentefonds"). Zie 3 dia's terug in miljoenennota 2018 bij "UITGAVEN" (van het rijk!): 24,4 MD euro aan gemeente- en provinciefonds
  • Gemeentelijke belastingen en heffingen                           (denk aan: ozb, hondenbelasting, rioolheffing, afvalstoffenheffing, etc.)

Slide 10 - Tekstslide

inkomsten gemeente

Gemeente en provinciefonds
Onroerendzaakbelasting
Rioolheffing
Afvalstoffenheffing
Hondenbelasting


uitgaven gemeente

Infrastructuur
Subsidies verlenen
Onderwijs
Sportvoorzieningen
 Aanleg bedrijventerreinen

Slide 11 - Tekstslide

  • Begrotingstekort
  • Begrotingstekort
  • Begrotingsoverschot
Begrotingsoverschot
De overheid heeft meer inkomsten dan uitgaven
Begrotingstekort
De overheid heeft meer uitgaven dan inkomsten

Slide 12 - Tekstslide

Staatsschuld= overheidsschuld= totaal van alle leningen die de overheid heeft.
  • overheidsschuld neemt toe als de overheid een tekort heeft. Want dan gaan ze lenen.
  • overheidsschuld neemt af als de overheid een overschot heeft. Want dan lossen ze af.

Slide 13 - Tekstslide

Overheidstekort?
* Er moet geld geleend worden: gevolg: er moet ook rente betaald worden: dit geld kan dus niet aan iets anders in het land worden besteed.
* Hoe komt de overheid aan geld? Ze lenen bv geld bij pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen. Of ze lenen van het buitenland of eigen burgers (staatsobligaties)
* Mag dit tekort onbeperkt groot worden?
 Nee: Het tekort mag niet groter zijn dan 3 procent van het bruto binnenlands product (bbp), de schuld mag niet hoger zijn dan 60 procent van het bbp. (vanuit de EU opgelegd)

Slide 14 - Tekstslide

Indirecte belastingen heten zo omdat je ze
A
meteen moet betalen
B
niet meteen hoeft te betalen
C
rechtstreeks aan de overheid betaalt
D
via een winkelier aan de overheid betaalt.

Slide 15 - Quizvraag

Belastingen zijn de grootste inkomstenbron van onze overheid
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

OZB staat voor
A
onaangeroerdezaak-belasting
B
onroerendezaak-belasting
C
onaangetastezaak- belasting
D
onverdrachtzaak- belasting

Slide 17 - Quizvraag

Als de overheid meer uitgaven dan inkomsten verwacht, is er een
A
begrotingsoverschot
B
begrotingsevenwicht
C
begrotingsaanbod
D
begrotingstekort

Slide 18 - Quizvraag

Welke is/ zijn geen voorbeelden van directe belasting
A
Inkomstenbelasting
B
Accijns
C
Vennootschapsbelasting
D
Btw

Slide 19 - Quizvraag

Belasting die verwerkt zitten in de prijs van een product, noem je
A
Indirecte belasting
B
Directe belasting

Slide 20 - Quizvraag

Belasting over inkomen, winst en vermogen is
A
Indirecte belasting
B
Directe belasting

Slide 21 - Quizvraag

De gemeente mag zelf belasting heffen en krijgt ook geld van de rijksoverheid.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Koopprijs € 210.000
WOZ-waarde € 190.000
OZB-belasting is 0,1397%
Hoeveel belasting moet je betalen?
A
293,37
B
2100
C
265,43
D
2654,30

Slide 23 - Quizvraag

Wat gaat er van het brutoloon van een werknemer af?
A
BTW
B
Premie sociale zekerheid
C
Loon belasting
D
Loonbelasting en premie sociale zekerheid

Slide 24 - Quizvraag

EXTRA UITLEG

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link

Slide 29 - Link

0

Slide 30 - Video

0

Slide 31 - Video

0

Slide 32 - Video

0

Slide 33 - Video

0

Slide 34 - Video