Boekhouden Balans

Administratie - De Balans
De balans vertelt hoe het bedrijf er voor staat.

Veel schulden / weinig bezit = Gaat niet zo goed
Veel bezit / weinig schulden = Gezond bedrijf
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
BoekhoudenMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Administratie - De Balans
De balans vertelt hoe het bedrijf er voor staat.

Veel schulden / weinig bezit = Gaat niet zo goed
Veel bezit / weinig schulden = Gezond bedrijf

Slide 1 - Tekstslide

Administratie - De Balans
In de volgende dia zie je filmpje met uitleg over een balans.




Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

"debetzijde"  activa
                         passiva "creditzijde"
VASTE ACTIVA
EIGEN VERMOGEN
gebouw, transport, machines, inventaris, enz. 
VLOTTENDE ACTIVA
LANG VREEMD VERMOGEN
debiteuren, voorraad goederen
hypothecaire lening, langlopende schulden/ leningen
LIQUIDE ACTIVA
KORT VREEMD VERMOGEN
kas, bank
crediteuren, kortlopende schulden, bankkredieten, enz
totaal                              € 300.000
totaal                              € 300.000

Slide 4 - Tekstslide

Vaste activa?
Bezit van de
onderneming wat langer dan 1 jaar meegaat

Slide 5 - Tekstslide

Vlottende activa?
Bezit van de onderneming wat korter dan 1 jaar meegaat
--> Voorraad goederen verkoopt de onderneming binnen 1 jaar
--> Debiteuren (je klanten) horen binnen 3 maanden te betalen

Slide 6 - Tekstslide

Liquide activa? 
Geld binnen de onderneming; op de bank(-rekening) en in de kas(sa)

Slide 7 - Tekstslide

Vast, vlottend, liquide?
Optelsom van al deze bezittingen (=activa) is de totaalwaarde van de onderneming. 

Deze totaalwaarde zie je ook aan de rechterkant van de balans; hier staat de financiering (door eigen geld of geleend geld) van deze bezittingen. 

Slide 8 - Tekstslide

timer
0:45
Liquide middelen
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Vaste activa
Vlottende activa

Slide 9 - Sleepvraag

Balans
Balans heet een balans omdat links en recht evenveel is.

Hij is in balans

Haal je links iets weg
Moet je rechts ook iets weghalen

Slide 10 - Tekstslide

Bezittingen Balans

Gebouw
Inventaris
Debiteuren 
Kas
Bank
Voorraad
Schulden Balans
 Eigen vermogen

Eigen vermogen
Hypotheek
Lening bank
Crediteuren


Slide 11 - Tekstslide

Enkele begrippen in de balans

Slide 12 - Tekstslide

Wat is een inventaris
Wat is een hypotheek

Slide 13 - Woordweb

Wat is een Debiteur
Wat is een Crediteur

Slide 14 - Woordweb

Enkele begrippen in de balans
Inventaris:     de spullen in het bedrijf (bijv.machines)
Hypotheek:    Geldlening voor je huis / bedrijfspand

Debiteuren:   Geld dat je nog krijgt van je klanten 
Crediteuren:  Geld dat je nog moet betalen aan je leveranciers

Slide 15 - Tekstslide

Wat is Kas ?
Wat is Bank ?

Slide 16 - Woordweb

Enkele begrippen in de balans
 
Kas:    Geld dat direct naar het bedrijf is overgemaakt

Bank:  Geld dat op je rekening staat


Slide 17 - Tekstslide

Hoe noemen we de rechterzijde van de balans ?
timer
1:00
A
Liquide middelen
B
Passiva
C
Debet
D
Activa

Slide 18 - Quizvraag

Onder welke balanspost zetten we de debiteuren
A
Vaste activa
B
Eigen Vermogen
C
Liquide middelen
D
Vlottende activa

Slide 19 - Quizvraag

Welke van de onderstaande balansposten valt onder vaste activa ?
A
een pand
B
voorraden
C
een tegoed bij de bank
D
debiteuren

Slide 20 - Quizvraag

welke stelling klopt niet ?
A
een balans is altijd in evenwicht
B
een balans is een momentopname
C
heeft een debetzijde en een creditzijde
D
wordt altijd opgemaakt op 31 december

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een debiteur ?
A
Iemand waar we nog geld van krijgen
B
Een schuldeiser
C
Iemand aan wie we nog geld moeten betalen
D
Iemand die een lening heeft verstrekt

Slide 22 - Quizvraag

Wat staat er aan de debetzijde van de balans
A
Het Eigen Vermogen
B
De schulden
C
De bezittingen
D
Crediteuren

Slide 23 - Quizvraag

Balans onderneming
Bezittingen staan links op de balans (wie heeft het geld)
Schulden rechts (wat hebben ze gekocht)

Een balans is constant in beweging. Net als een bedrijf. Elke dag wordt er gekocht en verkocht.  En elk financieel feit moet geregistreerd worden. 

Slide 24 - Tekstslide

Opstellen van een balans
Stel met behulp van Excel een balans op van onderstaande gegevens van het bedrijf Roksie:

—Gebouwen  € 4.800.000,- ; —Crediteuren  € 1.400.000,-;
—Wagenpark  € 350.000,- ;—Liquide middelen  € 150.000,- ; —Voorraden  € 2.300.000,-
—Bank (schuld,rekening-courantkrediet)  € 700.000,- ; ——Hypothecaire lening   € 1.400.000,- ; —Inventaris (lees: gereedschappen)  € 1.000.000,- ; —Debiteuren  € 1700.000,- ;

Slide 25 - Tekstslide

Mutatiebalans
Verandering op de balans (als gevolg van een financieel feit).
balansveranderingen in een paar groepen verdelen:
Handelingen die ervoor zorgen dat het bedrijf van bezittingen wisselt.
Handelingen die ervoor zorgen dat het bedrijf meer (of minder) bezittingen krijgt.
Het maken van winst (of verlies).
Hoewel dat eigenlijk een bijzondere vorm is van meer (of minder) bezit krijgen.



Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

De balans moet in balans blijven
Een verandering van een balanspost heeft gevolgen
  • Een balanspost aan de debet kant daalt en de balanspost aan de credit kant daalt met zelfde bedrag (balans nog steeds in evenwicht).
  • Een balanspost aan de credit kant stijgt en de balanspost aan de debet kant stijgt met zelfde bedrag (balans nog steeds in evenwicht).
  • OF de verandering vind binnen de debet of credit zijde plaats met een zelfde bedrag.




Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Voorbeeld
Een bedrijf koopt voorraad voor €1.000,- en betaalt cash.





Verandering activa €0 en verandering passiva €0
 
 
 

Slide 31 - Tekstslide

Voorbeeld
Een bedrijf koopt voorraad voor €1.000,- en betaalt op een later moment. (Ze koopt op rekening)




Verandering activa €1.000,- en verandering passiva €1.000,-

 
 
 

Slide 32 - Tekstslide

Voorbeeld
Een bedrijf koopt voorraad voor €1.000,-. Ze betaalt cash  €250,- en koopt de rest op rekening. 
 



Verandering activa +€750 en verandering passiva +€750
 
 

Slide 33 - Tekstslide

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Als:
De onderneming verkoopt goederen op rekening voor €14.200. De inkoopwaarde is €9.400.
A
Debiteuren +€14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen+€4.800
B
Debiteuren -€14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen+€4.800
C
Debiteuren +€14.200 Voorraad -€14.200
D
Debiteuren +14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen-€4.800

Slide 34 - Quizvraag

Hoe ziet dit eruit?
Verschil tussen verkoop en inkoop = brutowinst
Dit komt terecht in het eigen vermogen.

Slide 35 - Tekstslide

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Betaling per bank aan crediteuren €14.000.
A
Kas -€14.000 Crediteuren +€14.000
B
Kas -€14.000 Crediteuren -€14.000
C
Bank -€14.000 Crediteuren -€14.000
D
Bank -€14.000 Crediteuren +€14.000

Slide 36 - Quizvraag

Hoe ziet dit eruit?
Betaling dus bank daalt.
Crediteuren (schuld) daalt, want er wordt afgelost.

Slide 37 - Tekstslide

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Per kas gekocht goederen €1.400.
A
Voorraad -€1.400 Kas -€1.400
B
Voorraad +€1.400 Kas -€1.400
C
Voorraad -€1.400 Crediteuren -€1.400
D
Voorraad -€1.400 Crediteuren +€1.400

Slide 38 - Quizvraag

Hoe ziet dit eruit?
Betaling via kas, dus kas daalt.
Er wordt voorraad gekocht, dus voorraad stijgt. 

Slide 39 - Tekstslide

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Betaald per kas diverse kosten €2.200.
A
Kas -€2.200 Eigen vermogen -€2.200
B
Kas -€2.200 Kosten +€2.200
C
Kas -€2.200 Vreemd vermogen +€2.200
D
Kas +€2.200 Kosten -€2.200

Slide 40 - Quizvraag

Hoe ziet dit eruit?
Kosten betaald per bank, dus kas daalt.
Opbrengsten en kosten komen in het eigen vermogen terecht. Bij kosten, daalt het eigen vermogen.

Slide 41 - Tekstslide

Welke stelling over het Eigen Vermogen is juist ?
A
is altijd positief
B
staat aan de debetzijde van de balans
C
bezittingen min de schulden
D
wijzigt niet

Slide 42 - Quizvraag

Opgave 1
Maak nevenstaande balans  in Excel 

Slide 43 - Tekstslide

Opgave 2 Voorraden kopen en direct betalen
Een bedrijf koopt voor € 4.000 extra voorraden en die ook direct betaalt.

Stel een nieuwe balans op

Slide 44 - Tekstslide

Opgave 3 Kasgeld storten


Een bedrijf brengt aan het eind van de dag € 1.000 van het contante (kas)geld naar de bank.

Stel een nieuwe balans op

Slide 45 - Tekstslide

Opgave 4 Voorraden kopen op rekening
Het bedrijf koopt voor € 2.500 nieuwe voorraden, maar gaat de rekening pas over drie weken betalen.

Stel een nieuwe balans op

Slide 46 - Tekstslide

Opgave 5 Het bedrijf uitbreiden met investeerder

Wanneer het bedrijf een nieuwe machine koopt voor € 35.000 die betaald wordt door een investeerder die in ruil voor deze financiering een aandeel van 10% van de toekomstige winst wil ontvangen.
Stel een nieuwe balans op

Slide 47 - Tekstslide

Opgave 6 Aflossen van een lening
€ 2000 van de bezittingen is betaald met geleend geld.

Stel een nieuwe balans op

Slide 48 - Tekstslide

Opgave 7 Verkoop van goederen
Een bedrijf haalt een omzet van € 60.000 met de verkoop van goederen die voor € 20.000 in de voorraden zaten. De helft van de klanten heeft direct betaald. De andere helft heeft 14 dagen de tijd om te betalen.

Stel een nieuwe balans op.

Slide 49 - Tekstslide

Opgave 8 Winstuitkering
De eigenaar van het bedrijf geeft zichzelf een winstuitkering van € 3.000.

Stel een nieuwe balans op.

Slide 50 - Tekstslide

Uitwerking
https://www.economielokaal.nl/22-balansmutaties/#

Slide 51 - Tekstslide