Afleiding en samenstelling

Welkom

Over taal
Afleiding en samenstelling
Nederlands
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Over taal
Afleiding en samenstelling
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesprogramma
  • Uitleg samenstelling en afleiding.

  • Oefeningen maken.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Galgje...

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat samenstellingen en afleidingen zijn.

  • kun je herkennen en uitleggen wat het verschil is tussen een afleiding en een samenstelling.

  • kun je met gegeven grondwoorden samenstellingen en afleidingen maken.

  • kun je bij het schrijven van een tekst op de juiste manier samenstellingen en afleidingen schrijven.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenstelling
  • Alle delen (twee of meer) kunnen zelfstandig voorkomen.

  • Vaak twee zelfstandignaamwoorden.

  • Soms ook een combinatie van zelfstandignaamwoord met een bijvoeglijknaamwoord, telwoord, werkwoord of afkorting

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afleiding
  • Woord waarvan niet alle delen zelfstandig kunnen voorkomen.

  • Verkleinwoorden, meervouden en werkwoordsvervoegingen zijn voorbeelden van afleidingen.

  • Een grondwoord vormt de basis en daaraan zijn voor- en/of achtervoegsels toegevoegd.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbind de grondwoorden met het passende voor- of achtervoegsel
a
her
vol
on
aller
liefde
kennen
beste
eerlijk
sociaal

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorvoegsels
  • Er bestaan veel woorden met be-, ge-, her-, on(t)-, ver-, wan-, en aarts- ervoor.

  • Deze korte stukjes zijn voorvoegsels, je schrijft ze altijd op dezelfde manier. 

Slide 8 - Tekstslide

Voorvoegsels zet je altijd voor een woord, zoals het woord  zelf al aangeeft: voorvoegsel. Het gaat dus om het eerste deel van een woord.



Voorbeelden 
  • gezang
  • beantwoorden
  • herzien
  • ontcijferen
  • vergeven
  • wangedrag
  • aartsrivaal 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Achtervoegsels
  • Er zijn veel woorden met -heid, -lijk, -ing, -ig, -er, -erd, -aar, -aard, -baar, -rik of -isch erachter. 

  • Deze korte stukjes zijn achtervoegsels.

  • je schrijft ze altijd op dezelfde manier. 

Slide 10 - Tekstslide

achtervoegsels zet je altijd achter een woord, zoals het woord zelf al aangeeft: achtervoegsels. Het gaat dus om het laatste deel van een woord.

Voorbeelden 
  • blijheid
  • duidelijk
  • afdeling
  • aardig
  • aansteker
  • eigenaar
  • aaibaar
  • fantastisch

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



-(i)teit biodiversiteit

-kundig vakkundig

-(e)lijk wetenschappelijk

-rijk waterrijk

-vaardig slagvaardig

-wekkend angstwekkend



-achtig kinderachtig

-baar onoplosbaar

-eus nerveus, matineus

-heid werkloosheid

-ief subjectief

-ig gelukkig

-isme socialisme



Veelvoorkomende achtervoegsels

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom?

  • Door voor- en achtervoegsel verandert de betekenis van een woord.

  • Kijk dus altijd goed in de zin wat er precies bedoeld wordt.

  • Het einde van de film is prachtig.
  • De docent kan eindeloos doorzeuren over mijn punt.


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening

woorden maken


In de volgende dia's moet je zoveel mogelijk woorden opschrijven door een voor- of achtervoegsel toe te voegen.


Bijvoorbeeld: beleefd

- onbeleefd -  onbeleefdheid - beleefdheid  -

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

besmetten

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

vinden

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

einde

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

liefde

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

werken

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de betekenis van het voorvoegsel anti-?

A
zonder
B
opnieuw
C
tegen
D
verkeerd

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de betekenis van het voorvoegsel mis-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
verkeerd

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de betekenis van het voorvoegsel ex-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
slecht

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de betekenis van het voorvoegsel wan-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
slecht

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de betekenis van het voorvoegsel her-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
niet

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oefening

woorden met achtervoegsels


In de volgende dia's moet je een woord opschrijven dat past bij de omschrijving. Dit is een woord met een achtervoegsel.


Bijvoorbeeld: te drinken - drinkbaar

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

uit te klappen

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

iemand die lui is

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

te betalen

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

het verminderen

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

dat wat overblijft

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

dat wat je gebakken hebt

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

kunnen werken

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

als van een dier

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

met heel veel begrip

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de juiste combinaties van de
volgende voorvoegsels en woorden:
her, wan, hoop, kansen

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de juiste combinaties van de
volgende voorvoegsels en woorden:
ont, ge, ploffen, zaag

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de juiste combinaties van de
volgende voorvoegsels en woorden:
be, ver, kijken, branden

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
  • Hoofdstuk 2 Over Taal 

  • Pagina 83-85

  • Opdracht 1 - 5

  • Vrijdag begin van de les af!

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies