Spreekwoorden

Spreekwoorden
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Spreekwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les:
  • Ken je de betekenis van enkele spreekwoorden en gezegden
  • Weet je het verschil tussen figuurlijk en letterlijk taalgebruik

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn spreekwoorden en uitdrukkingen?

  • Een spreekwoord of uitdrukking (gezegden) is een korte, krachtige  uitspraak die een waarheid of wijsheid bevat.
  • Ze hebben vaak een figuurlijke betekenis. 

Slide 3 - Tekstslide

Welke spreekwoorden en gezegden ken je?

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Tekstslide

Welke spreekwoord op het plaatje en wat betekent dit spreekwoord?

Slide 6 - Open vraag

Los de
rebus
op!

Slide 7 - Open vraag

Los de rebus op!

Slide 8 - Tekstslide

Wat betekent: 
'De hond in de pot vinden?'

A   De hond is in de pot gaan zitten.
B    De hond heeft al het eten   
       opgegeten. 
C.  Je hond kwijt zijn.
D.  Je bent te laat voor het eten en
      alles is op.


Slide 9 - Tekstslide

Wat betekent:
'De hond in de
pot vinden?'
A
De hond is in de pot gaan zitten
B
De hond heeft al het eten opgegeten
C
Je hond kwijt zijn
D
Je bent te laat voor het eten en alles is op

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent: 'Met het
verkeerde been uit
bed stappen?'
A
Uit bed vallen
B
Met een slecht humeur de dag starten
C
Aan de verkeerde kant van het bed uitstappen
D
Slaapwandelen

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent: 'Het is
weer koek en ei
tussen hen'?
A
Ze hebben ruzie
B
Ze zijn verliefd
C
De ruzie is voorbij, ze zijn weer vrienden
D
Ze gaan samen koken

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent 'Met het verkeerde been uit bed stappen?'
A. Uit bed vallen.
B. Met een slecht humeur de
     dag starten. 
C. Aan de verkeerde kant van
     het bed uitstappen. 
D. Slaapwandelen.

Slide 13 - Tekstslide

Wat betekent 'Het is weer koek en ei tussen hen'?
A   Ze hebben ruzie.
B   Ze zijn verliefd.
C   De ruzie is voorbij, ze zijn
      weer vrienden.
D   Ze gaan samen koken.

Slide 14 - Tekstslide

1. Zo ziek als een hond

Slide 15 - Open vraag

2. Zo gezond als een vis

Slide 16 - Open vraag

3. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens

Slide 17 - Open vraag

4. Beter een goede buur dan een verre vriend

Slide 18 - Open vraag

5. Door de bomen het bos niet meer zien

Slide 19 - Open vraag

6. Het loopt als een trein

Slide 20 - Open vraag

8. Gezelligheid kent geen tijd

Slide 21 - Open vraag

7. Geld moet rollen

Slide 22 - Open vraag

9. Geen bericht, goed bericht

Slide 23 - Open vraag

10. Hij schreeuwt het van de daken

Slide 24 - Open vraag


Bedankt voor je aandacht.
Leuk dat je er was!

Ken je nu meer spreekwoorden? 


Slide 25 - Tekstslide

Ken je nu meer spreekwoorden dan dat je voor de les kende?
Ja!
Nee.....

Slide 26 - Poll

Spreekwoordenposter
Op de kleurplaat staan 55 spreekwoorden.
Minimaal 20 in je schrift. Spreekwoord met betekenis
Kleur de kleurplaat in en nummer de spreekwoorden.
Schrijf de spreekwoorden met de betekenis op in je schrift.
Alle 50 spreekwoorden + betekenis in je schrift = een pluspunt
Plak de tekening ook in je schrift

Slide 27 - Tekstslide


  • Kies 2 spreekwoorden uit van de lijst bij de poster. 
  • Beeld deze spreekwoorden uit. Je kan hiervoor foto's zoeken op het internet.  Je plakt ze in een Word document
  • Lever 2 foto's in via mail met het uitgewerkte spreekwoord.
    Schrijf de betekenis erbij.
  • Zoek de betekenis van het spreekwoord of de uitdrukking op.
  • Weet je de betekenis van een spreekwoord niet? Zoek het op! https://nl.wikiquote.org/wiki/Nederlandstalige_spreekwoorden

 


Opdracht 1

Slide 28 - Tekstslide

1. De betekenis van de spreekwoorden op de poster
2. De opdrachten online die je gemaakt hebt van de brug meestromen en overstappen: grammatica, spelling en formuleren.
3. Grammatica cursus 5: par. 7 Mixopdrachten
4. Spelling cursus 7: par. 8 Spellingalarm en par. 9 Mixopdrachten
5. Werkwoordschema bij handig blz. 267 KGT, blz, 259 Basis, blz. 274 T/havo


 


Leren voor de toets

Slide 29 - Tekstslide


  • Zoek de spreekwoorden op de poster.
  • Vul het juiste nummer in op de stippen.

Je mag deze opdracht individueel of met je buur doen!

 


Opdracht 2

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 3
Je gaat nu zelf een rebus tekenen bij een spreekwoord/gezegde.


  1. Neem een spreekwoord in gedachte (of zoek er één op/ vraag hulp)
  2. Bedenk plaatjes bij de woorden
    Bijv. Begint jouw spreekwoord met ‘het’, teken dan een            en zet eronder: p = h  (want pet = het)
  3. Teken alles uit! 

Slide 31 - Tekstslide