Leerstofoverzicht Werkwoord-Spelling

Leerstofoverzicht
SO SPELLING:
Paragraaf  5 Tussenlettets
Pargaraaf 6: Aan elkaar of los?
Paragraaf 11: Engelse ww
Paragraaf 12: Pv in samengestelde zinnen
Paragraaf 13: Ww-vormen en -tijden
Paragraaf 14: Homofone ww


1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Leerstofoverzicht
SO SPELLING:
Paragraaf  5 Tussenlettets
Pargaraaf 6: Aan elkaar of los?
Paragraaf 11: Engelse ww
Paragraaf 12: Pv in samengestelde zinnen
Paragraaf 13: Ww-vormen en -tijden
Paragraaf 14: Homofone ww


Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen (1):
Paragraaf 5 Tussenletters:
- Je weet wanneer je een tussenletter moet schrijven bij het vormen van een samenstelling
Pargaraaf 6: Aan elkaar of los?
- Je weet wanneer je woorden aan elkaar of los moet schrijven
Paragraaf 11: Engelse ww
- Je weet de regels voor het spellen van Engelse (leen-)werkwoorden en kunt deze toepassen
Paragraaf 12: Pv in samengestelde zinnen
- Je kunt de persoonsvormen in samengestelde zinnen op de juiste wijze spellen en weet waar je op moet letten.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen (2):
Paragraaf 13: Ww-vormen en -tijden
- Je (her-)kent alle werkwoordsvormen en -tijden in een zin en kunt ze benoemen.
Paragraaf 14: Homofone ww
- Je kunt bepalen om welke werkwoordsvorm het gaat in zinnen met homofone werkwoordsvormen.

Slide 3 - Tekstslide

DOEL


- je kunt tussenletters 
in samenstellingen 
goed spellen
spelling: tussenletters

Slide 4 - Tekstslide

Samenstellingen

Twee of meer bestaande woorden die aan elkaar een nieuw woord vormen.


Bijvoorbeeld:

fiets + tas = fietstas

Slide 5 - Tekstslide

Samenstellingen

Soms moet je tussenletters gebruiken om een goede samenstelling te maken.


fiets + maker = fietsenmaker

beer + sterk = beresterk

dorp + café = dorpscafé

Slide 6 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -en-

Als het eerste woord alleen een meervoud heeft op -en:

bananenschil, paardensport


Slide 7 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -e-

- Als het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is: zonnecel, maneschijn

- Als het eerste woord een versterkende betekenis heeft: retegoed, reuzegroot

- Als het eerste woord (ook) een meervoud heeft op -s: gemeenteraad, stageplaats

- Als het woord geen meervoud kent: rijstepap

- Als het eerste woord geen zelfstandig naamwoord is: huilebalk



Slide 8 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -S-

- Als je de -s- hoort en als de -s- in dezelfde soort samenstellingen ook voorkomt:

mijnwerkerslamp   ->    mijnwerkersstaking

stadstuin   ->    stadscentrum



maar geen tussenletter -s-:

voetbaltraining   ->   voetbalsupporter



Slide 9 - Tekstslide

Par. 6: Aan elkaar of los?

Slide 10 - Tekstslide

Par. 6: Aan elkaar of los?

Slide 11 - Tekstslide

Par. 6: Aan elkaar of los?

Slide 12 - Tekstslide

Gebruik je een bn of een ww?

Slide 13 - Tekstslide

- twee woorden die samen één  woord zijn geworden, én die één klemtoon hebben

 Tennisracket en professioneel racket
Wat is een samenstelling?
één klemtoon
= samenstelling
Twee keer klemtoon
= GEEN samenstelling
(maar bijv. nw en zelfst. nw)

Slide 14 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
Samenstellingen (schouder + tas = schoudertas) worden aan elkaar geschreven.
Altijd maar 1 klemtoon!
tuinman, zelfhulpboek, boormachine, laserprinter, basissschooldirecteur (1 klemtoon)

Maar geen samenstelling als je meer klemtonen hebt. 
In dit grote park wordt een kleine camping aangelegd (twee klemtonen), 

In dit voorbeeld gaat het om een bijvoeglijke nw + zelfstandig nw 

Samenstellingen kan met drie woorden of minder: lagelonenlanden

Slide 15 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
A
maximumsnelheid
B
maximum snelheid

Slide 16 - Quizvraag

aan elkaar of los?
A
daar om heen
B
daaromheen
C
daarom heen
D
daar omheen

Slide 17 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
zevenhonderddertien
B
zeven honderd dertien
C
zevenhonderd dertien
D
zeven honderddertien

Slide 18 - Quizvraag

Aan elkaar
Los
twee+duizend+drieëndertig
moderne+woonkamer
voorkeurs+behandeling
sport+schoenen+winkel
sfeervol+appartement
tafel+voetbal+spel

Slide 19 - Sleepvraag

Aan elkaar
Los
post+pakket+bezorger
veel+eisende+leraar
zes+en+twintig
uit+stel+gedrag
hier+boven+op+zetten
voor+uit+komen

Slide 20 - Sleepvraag

Engelse werkwoorden

Slide 21 - Tekstslide

Engelse werkwoorden 

Slide 22 - Tekstslide

Engelse werkwoorden

Slide 23 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
infinitief
stam
tt
vt
vd
werken
werk

ik werk
jij werkt
ik werkte
jij werkte
ik heb gewerkt
mailen
mail
ik mail
jij mailt
ik mailde
jij mailde
ik heb gemaild
daten
date

Slide 24 - Tekstslide

spelling engelse werkwoorden

Slide 25 - Tekstslide

Paragraaf 11: Lesdoel
Ik kan de persoonsvorm in samengestelde zinnen correct spellen.

Slide 26 - Tekstslide

Wat is de pv in onderstaande zin?
Ik heb net de vissen gevoerd.


Slide 27 - Tekstslide

Wat is de pv in onderstaande zin?
Toen ik klaar was met eten, heb ik de vissen gevoerd.


Slide 28 - Tekstslide

Uitleg
 Een enkelvoudige zin is een zin met één persoonsvorm
Voorbeeld: Op het schoolplein dansten (pv) de leerlingen tot laat in de avond.

Een samengestelde zin is een zin met meer persoonsvormen.
Voorbeeld: De scooter van Isam werd (pv) gestolen, toen hij een broodje kocht (pv).
Bij samengestelde zinnen moet je ook goed letten op het onderwerp, dat kan namelijk ook verschillend zijn.

Slide 29 - Tekstslide

Zo vind je de persoonsvormen in samengestelde zinnen.
Probeer alle werkwoorden van tijd te veranderen. De werkwoorden waarbij dat kan, zijn persoonsvormen, de andere werkwoorden zijn infinitief (hele werkwoord), voltooid deelwoord of onvoltooid deelwoord.

Dus de zin vragend maken is geen goed idee! Je vindt dan maar één persoonsvorm.

Slide 30 - Tekstslide

Een voorbeeld
  • In het verleden hebben robots vooral klusjes uitgevoerd in en om ons huis, maar het lijkt erop dat op den duur zelfs onze auto’s robots zullen zijn.

  • In het verleden hadden (pv) robots vooral klusjes *uitgevoerde (vd) in en om ons huis, maar het leek (pv) erop dat op den duur zelfs onze auto’s robots zouden (pv) *waren (inf). Het sterretje (*) betekent ‘kan niet’. 

  • De werkwoorden hebben, lijkt en zullen kun je van tijd veranderen. Het zijn dus persoonsvormen; uitgevoerd en zijn kun je niet van tijd veranderen en dat zijn dus geen persoonsvormen: uitgevoerd is een voltooid deelwoord en zijn is een infinitief. 

Slide 31 - Tekstslide

Zelfstandig:
Na deze les kun je:
...Kun je de werkwoordsvormen en -tijden uit paragraaf 13 herkennen.




Slide 32 - Tekstslide

Spelling: werkwoordsvormen en - tijden
ww-vormen
ww-tijden
- infinitief
- pvtt 
- pvvt
- vd 
- od 
- bn (van od of vd)

- onvoltooid tegenwoordige tijd
- onvoltooid verleden tijd
- voltooid tegenwoordige tijd
- voltooid verleden tijd
- onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd
- onvoltooid verleden toekomende tijd
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd
- voltooid verleden toekomende tijd

Slide 33 - Tekstslide

Werkwoordsvormen op een rijtje
PVTT 
Loop
PVVT 
Liep 
VD
Gelopen
OD
Lopend 
INF
Lopen
Bn (van VD of OD)
Gelopen (race), lopende (mensen)

Slide 34 - Tekstslide

Werkwoordstijden
Een werkwoord kan verschillende 'tijden' hebben. Je gebruikt het ww op verschillende manieren. De manieren hebben een naam: werkwoordstijden

Er zijn acht verschillende werkwoordstijden: 

Slide 35 - Tekstslide

Wat valt je op?
OTT = Mevrouw Jeleskovic legt de opdracht uit. 
OVT = Mevrouw Jeleskovic legde de opdracht uit.
VTT = Mevrouw Jeleskovic heeft de opdracht uitgelegd.
VVT = Mevrouw Jeleskovic had de opdracht uitgelegd.
OTTT = Mevrouw Jeleskovic zal de opdracht uitleggen.
OVTT = Mevrouw Jeleskovic zou de opdracht uitleggen.
VTTT = Mevrouw Jeleskovic zal de opdracht uitgelegd hebben.
VVTT = Mevrouw Jeleskovic zou de opdracht uitgelegd hebben.

Slide 36 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 1: Bepaal het gezegde.
Stap 2:  Bepaal de eerste letter - Staat er een vorm van hebben of zijn + een voltooid deelwoord in de zin? 
Ja? --> Dan (V) van Voltooid (V), Nee? --> Dan (O) van Onvoltooid 

Stap 3: Bepaal de tweede letter - In welke tijd staat de persoonsvorm? 
Tegenwoordige tijd? --> (T) of Verleden tijd? --> (V)
Stap 4: Staat er een vorm van het ww zullen in de zin?
Ja ? --> Dan komt er op de 3e plaats een T (toekomend), Nee? --> Dan komt er op die plek niks.
Stap 5: Eindig met de T van Tijd.
Die tropische vissen zullen een groter aquarium nodig hebben.

Slide 37 - Tekstslide

Voorbeeld
Die tropische vissen zullen een groter aquarium nodig hebben.


  • Gezegde: zullen hebben
  • Stap 2: Wel Hebben, maar geen voltooid dw --> (O)
  • Stap 3: De pv (zullen) staat in de tegenwoordige tijd --> (T)
  • Stap 4: Staat er een vorm van zullen in? Ja! --> (T)
  • Stap 5: Eindig met T van Tijd: (T)
= OTTT

Slide 38 - Tekstslide

Oefenen in tweetallen:
In welke werkwoordstijd staat de zin?
1) Heb jij het huiswerk al gemaakt?
2) Ze zouden haar vorige week hebben thuisgebracht.
3) Rinus deed de afwas direct na de maaltijd.

Maak van de volgende zin OVTT & VVT:
1) Maureen luistert graag muziek.

Slide 39 - Tekstslide

Oefenen in tweetallen:
In welke werkwoordstijd staat de zin?
1) Heb jij het huiswerk al gemaakt? = VTT
2) Ze zouden haar vorige week hebben thuisgebracht. = VVTT
3) Rinus deed de afwas direct na de maaltijd. = OVT

Maak van de volgende zin OVTT & VVT:
1) Maureen luistert graag muziek. 
OVTT = Maureen zou graag muziek luisteren.
VVT = Maureen had graag muziek geluisterd.

Slide 40 - Tekstslide


§14 Homofone werkwoordsvormen 
 

Slide 41 - Tekstslide

Homofone werkwoordsvormen
Werkwoordsvormen die hetzelfde klinken maar die je niet hetzelfde schrijft (!) 

Slide 42 - Tekstslide

Homofone werkwoordsvormen
Je hoort niet hoe je ze speldt
Gevaarlijk: zorgen voor veel fouten als je niet de regels goed hanteerdt 

Slide 43 - Tekstslide

Homofone werkwoordsvormen
Homofoon betekent: klinkt hetzelfde. Homofone werkwoordsvormen zijn dus werkwoorden die hetzelfde klinken, maar die je anders schrijft omdat ze een andere betekenis hebben.

Merijn verdient 10 euro per uur. Dat is snel verdiend!
Ik vind lezen leuk en Norah vindt dat ook. 

Slide 44 - Tekstslide

Homofone werkwoorden
In deze zinnen zijn de werkwoordsvormen vind en vindt en verdient en verdiend verschillend gespeld, hoewel ze hetzelfde klinken. Zulke werkwoordsvormen noemen we homofone werkwoordsvormen. ‘Homofoon’ betekent ‘gelijk van klank’.

Slide 45 - Tekstslide

Homofone werkwoordsvormen:
uitrusten-uitrustten
melden-meldden
belooft-beloofd
verbaast-verbaasd
antwoord-antwoordt
praten - praatten
gebeurt - gebeurd
Wat betekent dus homofone werkwoordvormen?

Slide 46 - Tekstslide

Hoe pak je het aan?
1) Bedenk altijd eerst om welke werkwoordsvorm het gaat. 
2) Pas dan de spellingregels toe.


Slide 47 - Tekstslide

d of dt?
Op een moeilijke vraag antwoord ik nooit direct, terwijl Rob altijd meteen antwoordt.

*beiden pv tegenwoordige tijd
*infinitief = antwoorden (er zit al een d in het werkwoord)
*ik-vorm = ik antwoord
*bij hij/zij/het : antwoord +t

Slide 48 - Tekstslide

d of t?
Op onze feesten gebeurt vaak wel iets leuks, maar deze keer is er niets gebeurd.

*zwak werkwoord 
* gebeurt = pvtt
*gebeurd = voltooid deelwoord (langer maken: gebeurde, of kofschip toepassen.

Slide 49 - Tekstslide

de(n) of dde(n), te(n) of tte(n)?
We zouden 9.00 landen (inf), maar door de meewind landden (pvvt) we eerder.

Veel jongeren wachten (pvtt) / wachtten (pvvt) jarenlang op een woning.

Slide 50 - Tekstslide

Laden (pvtt) / Laadden (pvvt) de vluchtelingen hun bezittingen op een aanhangwagen?

Danny ontblootte (pvvt) zijn armen en toonde op die ontblote (bn) arm zijn tattoo.

Slide 51 - Tekstslide

Die kok bereidde (pvvt) de soep en de ober bracht de bereide (bn) soep naar de gasten.

Slide 52 - Tekstslide