Financiële Zelfredzaamheid Hoofdstuk 3-4

Hoofdstuk 3 + 4
Kopen of huren
Hypotheken
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3 + 4
Kopen of huren
Hypotheken

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt voor- en nadelen van huren en kopen benoemen
  • verschillen tussen consumptief en hypothecair krediet
  • verschil tussen lineair en annuïtair
  • fiscale inkomens consequenties berekenen  

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Huren voordelen en nadelen
  • Je kunt een huurcontract op elk moment opzeggen
  • Je bent niet verantwoordelijk voor groot onderhoud van de woning 
  • Je hebt geen hypotheek en/ of eigen vermogen nodig 
  • Je loopt geen risico als de waarde van de woning daalt 
  • Je hebt soms recht op huurtoeslag
  • Je krijgt vrijwel zeker elk jaar een huurverhoging (bij een hypotheek zijn de uitgaven meestal stabiel) 
  • Je mag de woning niet zonder toestemming verbouwen
  • Je bouwt geen vermogen op door af te lossen of waardestijgingen van de woning

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Sociale huurwoningen
Een sociale huurwoning is een huurwoning met een maximale netto huurprijs van € 763,47
De meeste sociale huurwoningen zijn in bezit van woningcorporaties. 

  • Huur afhankelijk van puntensysteem
  • Jaarlijkse huurverhoging gemaximeerd
  • Soms huurtoeslag mogelijk
  • Te huren bij een inkomen tot de inkomensgrens van € 40.765 per huishouden

Slide 6 - Tekstslide

Vrije sectorhuurwoningen
Huurwoningen met een maandhuur vanaf € 763,47 noemen we huurwoningen in de vrije sector. 

  • Geen huurtoeslag mogelijk
  • Geen maximum aan jaarlijkse huurverhoging 

Slide 7 - Tekstslide

Plichten huurder
  • Huur betalen
  • Opzegtermijn, meestal één maand
  • Aanpassen of verbouwen woning alleen met toestemming, anders bij einde huurcontract opleveren in de oorspronkelijke staat
  • Klein onderhoud; schoonmaken, tuin etc. 

Slide 8 - Tekstslide

Plichten verhuurder
  • Woning ter beschikking stellen 
  • Opstalverzekering betalen 
  • Groot onderhoud uitvoeren
  • Huurcontract moet voldoen aan regels Burgerlijk Wetboek en andere wetten
  • Opzegging alleen met wettelijke grond toegestaan; minimaal 3 maanden van te voren.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Stappenplan huis kopen

Slide 11 - Tekstslide

Makelaar
Beroep van iemand die helpt, adviseert en onderhandelt bij het kopen of verkopen van een huis. Je betaalt hier een vergoeding voor.

Slide 12 - Tekstslide

Voorlopig 
koopcontract


Als koper en verkoper het eens zijn ondertekenen ze beiden een voorlopig koopcontract. Er staan vaak ontbindende voorwaarden in, dat zijn redenen om zonder kosten van de koop af te kunnen zien. (bijv. financiering)

Slide 13 - Tekstslide

Bijkomende kosten bij het kopen van een huis
  • overdrachtsbelasting (ongeveer 2% van de koopprijs)
  • makelaarskosten (oa taxatiekosten)
  • kosten notaris (contract en kadaster)
  • kosten financiering
_________________________________________
= kosten koper(k.k.) 
= ongeveer 10% van de koopprijs

Slide 14 - Tekstslide

Gemeentelijke belastingen










  • OZB (op basis WOZ-waarde voor eigenaar en gebruiker)
  • Afvalstoffenheffing
  • Hondenbelasting
  • Rioolrecht

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Hypothecaire leningen
Lineaire hypotheek
Annuïteitenhypotheek

Slide 17 - Tekstslide

Lineaire hypotheek 
Kenmerk: de aflossing is iedere periode gelijk 

Periodieke aflossing = lening/ aantal perioden 
Te betalen rente = rentepercentage x restschuld begin periode 
Restschuld = lening - vervallen aflossingen

Slide 18 - Tekstslide

Lineaire hypotheek 
Periodieke aflossing = lening/ aantal perioden 
Te betalen rente = rentepercentage x restschuld begin periode 
Restschuld = lening - vervallen aflossingen

Voorbeeld: lineaire hypotheek € 360.000, looptijd 30 jaar, 5% rente per jaar. rente en aflossing worden eens per jaar achteraf voldaan

  • Bereken de jaarlijkse aflossing 
  • Bereken de te betalen rente aan het einde van het 1e jaar 
  • Bereken de restschuld aan het begin van het 5e jaar 
360.000/30 = 12.000
schuld begin 360.000 x 5% = 18.000
schuld begin 5e jaar 360.000 - 4 x 12.000 = 312.000
rente 5% x 312.000 = 15.600

Slide 19 - Tekstslide

Lineaire hypotheek
  • Hoe bereken je het rentebedrag per jaar? 
  •  Hoe bereken je de schuldrest na X jaar?
De rente over het eerste jaar is het rentepercentage x de restschuld aan het begin van het jaar. 

In de tabel lees je in kolom A af dat de restschuld aan het begin van het eerste jaar € 100.000 is. Boven kolom C lees je af dat de rente 6% is. 

De rente over het eerste jaar bereken je dan als volgt: 6% x € 100.000 = € 6.000 


Wat is de schuldrest aan het begin van jaar 3?  

Aan het begin van jaar 3 hebben er twee aflossingen plaatsgevonden, de aflossing aan het einde van jaar 1 en de aflossing aan het einde van jaar 2. 

De schuldrest is dan de hoogte van de oorspronkelijke lening € 100.000 - 2 x € 10.000 = € 80.000

Slide 20 - Tekstslide

Annuïteitenhypotheek
Kenmerk: de som van de rente en aflossing is iedere periode gelijk. Dit bedrag noemen we de annuïteit. 

De periodieke annuïteit krijg je altijd gegeven

Te betalen rente = rentepercentage x restschuld 
Aflossing = annuïteit - te betalen rente  

Slide 21 - Tekstslide

Inkomstenbelasting 
Hoe hoger je inkomen, hoe hoger het % inkomstenbelasting is, daarom noemen we dit een progressief belastingstelsel. (proportioneel is gelijk % ongeacht inkomen)

Slide 22 - Tekstslide

Belastingvoordeel
Een deel van de betaalde hypotheekrente krijg je terug van de belasting. Dit noemen we ook wel een fiscaal voordeel.

Fiscaal voordeel is:
  • eenvoudige opgave: genoemd tarief IB x rentebedrag 
  • uitgebreide opgave: tarief IB x (rentebedrag - bijtelling IB) 

Slide 23 - Tekstslide

Eigen woningforfait (EWF)

Slide 24 - Tekstslide

Fiscaal voordeel hypotheek
Rente is fiscaal aftrekbaar

   Belastbaar inkomen uit werk 
+ Bijtelling eigen woning forfait (EWF)
- Betaalde hypotheekrente                              
= Belastbaar inkomen uit werk en woning 
Aftrekbare hypotheekrente = hypotheekrente - bijtelling EWF

Slide 25 - Tekstslide

Netto hypotheeklasten
Hypotheeklasten na aftrek fiscaal voordeel

   Aflossing 
+ Rente
- IB-tarief x rente aftrekbare rente               
= Belastbaar inkomen uit werk en woning 

Slide 26 - Tekstslide

Opgave 8.4

Slide 27 - Tekstslide

Opgave 8.7

Slide 28 - Tekstslide

Opgave 8.9

Slide 29 - Tekstslide

Opgave 8.10

Slide 30 - Tekstslide