2.2 Sparen of beleggen?

4 MAVO
2.2 Sparen of beleggen?
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 11 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

4 MAVO
2.2 Sparen of beleggen?

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling lesdoelen 2.1
  • Wat zijn de geldfuncties?
  • Op welke manieren kun je betalen?
  • Welke rol spelen banken in het geldverkeer?

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen 2.2
  • Welke redenen zijn er om te sparen?
  • Hoe bereken je hoeveel de spaarrente oplevert?
  • Wat zijn de voor-en nadelen van beleggen?

Slide 3 - Tekstslide

Beleggen

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Video

Rol van de bank

Slide 6 - Tekstslide

Spaarmotieven
sparen voor een doel
sparen uit voorzorg
sparen voor de rente

Slide 7 - Tekstslide

Rente

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Rente
Vaste rente of variabele rente?

Internetspaarrekening vs spaardeposito



Slide 10 - Tekstslide

Variabel vs vast
  • Variabele rente  
  • de bank kan het rentepercentage veranderen
  • Vaste rente (spaardeposito)
  • het rentepercentage blijft  de hele periode hetzelfde
  • Je zet het geld voor een afgesproken tijd op een rekening (je kunt het er niet zo maar vanaf halen!)

Slide 11 - Tekstslide

Enkelvoudige rente

Rentebedrag = spaartegoed x rentepercentage x jaren

Totale bedrag = spaartegoed x rentepercentage x jaren + spaartegoed


Voorbeeld:

Roberto heeft €200 op zijn spaarrekening staan. De bank vergoedt 3% rente.


1% = 0,01

3% = 0,03

Rente na 1 jaar        → €200 x 0,03 x 1

Rente na 2 jaar       → €200 x 0,03 x 2

Rente na 1 maand → €200 x 0,03 x 1 : 12

Slide 12 - Tekstslide

Samengestelde rente


Rentebedrag = spaartegoed x (1 + rentepercentage) ^ jaren - spaartegoed


Totale bedrag = spaartegoed x (1 + rentepercentage) ^ jaren


1+ rentepercentage = groeifactor

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeldsom: samengestelde rente
Er staat €500 op de spaarrekening, tegen 4% rente

  • rente 1e jaar → €500 x (1,04)^1   = €520,00
  • rente 2e jaar → €500 x (1,04)^2 = €540,80 (€540,00)
  • rente 3e jaar → €500 x (1,04)^3 = €562,43 (€560,00)
  • etc. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

3

Slide 16 - Video

00:18
Wat is een aandeel?
A
Eigenaar van een stuk van een bedrijf
B
Eigenaar van een stuk van het bedrijf + je ontvangt een stuk van de winst
C
Je ontvangt een stuk van de winst
D
Lening aan het bedrijf

Slide 17 - Quizvraag

00:31
Wat is een bedrijfsobligatie?
A
een lening aan een bedrijf
B
een lening aan een land
C
een lening aan een bedrijf of land
D
een stuk eigenaar van een bedrijf

Slide 18 - Quizvraag

01:06
Hoe bepaal je de winst?
A
Aankoopkoers - verkoopkoers
B
verkoopkoers - aankoopkoers
C
verkoopkoers
D
aankoopkoers

Slide 19 - Quizvraag

Dividend
Winst die een bedrijf uitkeert aan de aandeelhouders.

Slide 20 - Tekstslide

Aandeel = bewijs van mede-eigenaar
Waarom?
1. koerswinst= verkoopprijs - inkoopprijs aandeel
2. dividend= winstuitkering

Slide 21 - Tekstslide

Obligatie= schuldbewijs
Waarom?
1. hogere rente percentage
2. geen risico

Slide 22 - Tekstslide

Overzicht
Opbrengst aandelen:
Dividend, koersstijging (waardestijging) van een deel
Rendement obligaties:
Rente
Rendement
Opbrengst
Rendement spaarrekening:
Rente

Slide 23 - Tekstslide

Wat is geen spaarmotief?
A
Voorzorg
B
Doel
C
Vakantie
D
Rente

Slide 24 - Quizvraag

Wat zijn geen soorten rentes?
A
Variabele
B
horizontale
C
vaste
D
verticale

Slide 25 - Quizvraag

Op een spaardeposito krijg je een variabele rente.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 26 - Quizvraag

wat is een spaarrekening waarop je een groter bedrag voor een bepaalde tijd vast zet?
A
beleggen
B
reserveren
C
spaardeposito
D
hypothecaire lening

Slide 27 - Quizvraag

Bereken de enkelvoudige rente na 1 jaar sparen:
€1000 op de rekening tegen 2% rente
A
€50,00
B
€60,00
C
€30,00
D
€20,00

Slide 28 - Quizvraag

Bereken de samengestelde rente na 3 jaar sparen:
€1000 op de rekening tegen 2% rente
A
€1061,20
B
€1061,21
C
€1061,22
D
€1061,23

Slide 29 - Quizvraag

Wat heb je geleerd?

Slide 30 - Tekstslide

Bereken de enkelvoudige rente na 2 jaar sparen:
€1000 op de rekening tegen 2% rente
A
€40,00
B
€120,00
C
€60,00
D
€100,00

Slide 31 - Quizvraag

Bereken de samengestelde rente na 2 jaar sparen:
€1000 op de rekening tegen 2% rente
A
€1040,10
B
€1040,20
C
€1040,30
D
€1040,40

Slide 32 - Quizvraag

Welke redenen zijn er om te sparen?

Slide 33 - Open vraag

Hoe bereken je hoeveel de spaarrente oplevert?

Slide 34 - Open vraag

Wat zijn de voor-en nadelen van beleggen?

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Link

Extra uitleg

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Link

Slide 39 - Video

Slide 40 - Video

Slide 41 - Video

Slide 42 - Video

Slide 43 - Video

Extra oefening

Slide 44 - Tekstslide

1. Bekijk opdracht 4 t/m 11 op bladzijde 64 en 65 van 'Rekenen' en maak diegene die jij lastig vindt.

2. Bekijk opdracht 9 t/m 18 op bladzijde 61 van 'oefenopgaven' en maak diegene die jij lastig vindt.

Slide 45 - Tekstslide

Extra uitdaging

Slide 46 - Tekstslide

Examentraining
Daag jezelf uit en probeer opdracht 1 t/m 5 op bladzijde 66 en 67

Slide 47 - Tekstslide

rente is al jaren aan het dalen

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Video

Slide 50 - Video