H1 Lidwoorden Frans

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide



Franse lidwoorden 
Klas 1, chapitre 1 bron D.
Blz. 32 van je boek!

Slide 2 - Tekstslide

Noem de drie Nederlandse lidwoorden

Slide 3 - Open vraag

Lidwoorden staan voor...
A
meewerkend voorwerp
B
bijvoeglijke naamwoorden
C
lijdend voorwerp
D
zelfstandige naamwoorden

Slide 4 - Quizvraag

De en het vertaal je in het Frans met :

le / la / les 

Slide 5 - Tekstslide

Maar wanneer gebruik je 
le / la / les?


Hier zit een regel aan vast waardoor
je het lidwoord altijd goed toepast!

Slide 6 - Tekstslide

Voor mannelijke woorden gebruik je le 

Slide 7 - Tekstslide




Voor vrouwelijke woorden gebruik je: la

Slide 8 - Tekstslide


Let op..

Woorden die beginnen
met een klinker of stomme h,
veranderen de le / la in l':

l'ami, l'hôtel 

Slide 9 - Tekstslide

Voor meervoud
gebruik je: les

Slide 10 - Tekstslide

Dit was het lidwoord: de / het 
Le       la       les

Slide 11 - Tekstslide

Kies uit: le, la,l' of les
J'ai un ordinateur. _____ ordinateur (m) est beau
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 12 - Quizvraag

Kies uit: le, la, l' of les
J'ai une piscine. ______ piscine (v) est bleue
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 13 - Quizvraag

Kies uit: la,le,l' of les
Je donne _____ cahier (m) à mon père.
A
la
B
le
C
l'
D
les

Slide 14 - Quizvraag

Raphael n'aime pas ......... campings.
A
le
B
les
C
la

Slide 15 - Quizvraag

Er bestaat ook nog
het lidwoord: een

  un / une

Slide 16 - Tekstslide

Wat denk je dat het verschil is tussen un / une?

Slide 17 - Open vraag

Un = de mannelijke vorm

Slide 18 - Tekstslide

Une = de vrouwelijke vorm

Slide 19 - Tekstslide

Er bestaat geen meervoudsvorm van 'een'


In het Nederlands ook niet.

Slide 20 - Tekstslide

Welke lidwoorden zijn voor mannelijk enkelvoud?
A
un
B
la
C
une

Slide 21 - Quizvraag

Welk lidwoord geeft aan dat een woord meervoud is?
A
un
B
une
C
les
D
l'

Slide 22 - Quizvraag

Welk lidwoord geeft aan dat het vrouwelijk is?
A
le
B
la
C
les
D
un

Slide 23 - Quizvraag

Kies uit: un, une
J'ai _____ chat (m). Il s'appelle Rex.
A
un
B
une

Slide 24 - Quizvraag

Kies uit: un of une
La glace est rose. J'ai _____ glace (v) à la fraise.
A
un
B
une

Slide 25 - Quizvraag

Kies uit: un of une
Le parc est immense.
C'est ______ parc (m) naturel.
A
un
B
une

Slide 26 - Quizvraag

Kies uit: un of une
J'ai _____ chien (m). Il est petit.
A
un
B
une

Slide 27 - Quizvraag

Lidwoorden
- Wat lidwoorden zijn in NL en FR.
- Dat een lidwoord voor een
   zelfstandig naamwoord staat.
- Dat in het Frans ook meervoud bij
   de lidwoorden bestaat.
- Dat een lidwoord mannelijk of
   vrouwelijk kan zijn.
- En iets met een l', wie weet dit nog?
Vorige keer
Je weet al:

Slide 28 - Tekstslide



Aujourd'hui


Opdrachten nakijken
Opdrachten maken in de les (vandaag af)
Weten we nog hoe we moeten tellen?
Dat betekent vandaag in het Frans

Slide 29 - Tekstslide

De en het vertaal je in het Frans met :

le / la / les 

Slide 30 - Tekstslide

Maar wanneer gebruik je 
le / la / les?


Hier zit een regel aan vast waardoor
je het lidwoord altijd goed toepast!

Slide 31 - Tekstslide


Voor mannelijke woorden gebruik je le 

Slide 32 - Tekstslide




Voor vrouwelijke woorden gebruik je: la

Slide 33 - Tekstslide


Let op..

Woorden die beginnen
met een klinker of stomme h,
veranderen de le / la in l':

l'ami, l'hôtel, l'abeille 

Slide 34 - Tekstslide

Voor meervoud
gebruik je: les
Les abeilles
Les filles
Les hôtels
Les enfants

Slide 35 - Tekstslide

Dit was het lidwoord: de / het 
Le       la       les

Slide 36 - Tekstslide


Un = de mannelijke vorm
Le chien
Le voyage
Le garçon

Slide 37 - Tekstslide


Une = de vrouwelijke vorm
La fille
La maison
La table

Slide 38 - Tekstslide

Er bestaat geen meervoudsvorm van 'een'


In het Nederlands ook niet.

Slide 39 - Tekstslide





Nakijken blz. 33



Opdracht 16 en 17 nakijken. Schrijf goed mee.


Slide 40 - Tekstslide

Wat moet je nu maken?
Maak opdr. 18 af, ga dan naar 19.

  • Gebruik blz. 52 en 53 als hulp.
  • Klaar: laat zien bij het bureau, woordzoeker.

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video