na 1 seconde zijn 3 van die jodiumkernen vervallen
De activiteit van deze bron is dus 3 Becquerel, A = 3 Bq
Slide 26 - Tekstslide
Halfwaardetijden
Slide 27 - Tekstslide
Wat is de halfwaardetijd van deze stof?
A
32 dagen
B
16 dagen
C
8 dagen
D
1 dag
Slide 28 - Quizvraag
ik heb 1000 atomen. Hoeveel zijn er nog niet vervallen na 2 keer de halfwaardetijd?
A
0
B
250
C
500
D
750
Slide 29 - Quizvraag
De halfwaardetijd van bismut is 5 dagen. Hoeveel procent van het bismut is er nog over na 30 dagen?
A
12,5%
B
6,25%
C
3,125%
D
1,5625%
Slide 30 - Quizvraag
8.2 Radioactief verval
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Video
Paragraaf 2
Bladzijde 207 t/m 211 lezen
Blz 211-217: opgave 1 t/m 11
Slide 33 - Tekstslide
7.3 Straling gebruiken
alfa-straling (α)
beta-straling (β)
gamma-straling (γ)
Leerwerk
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Video
Wat kun je zeggen over de energie van röntgenstraling.
A
die is kleiner dan van zichtbaar licht
B
die is kleiner dan van microgolven
C
die is groter dan van uv-straling
D
die is groter dan van gamma straling
Slide 36 - Quizvraag
In welke afbeelding zie je een röntgenfoto?
A
B
C
D
Slide 37 - Quizvraag
Bloedvaten kun je op een röntgenopname zichtbaar maken door bij de patiënt vooraf een contrastvloeistof in de bloedvaten te injecteren. Welke eigenschap moet de contrastvloeistof hebben?
A
Hij moet röntgenstraling absorberen
B
Hij moet röntgenstraling doorlaten
C
Hij moet röntgenstraling uitzenden
D
Hij moet röntgenstraling weerkaatsen
Slide 38 - Quizvraag
Wat is een tracer?
A
Een stofje dat in het lichaam wordt gespoten voor het onderzoek aan de organen.
B
Een apparaat om iemand een stroomstoot te geven.
C
Een signaal waarmee je iemand kan opsporen.
D
Iemand die sporen zoekt.
Slide 39 - Quizvraag
Welke van deze vier technieken maakt gebruik van tracers?
A
röntgenfoto
B
MRI
C
PET
D
SPECT
Slide 40 - Quizvraag
Welke vorm van straling is het meest geschikt als tracer? (Je moet op de toets ook uit kunnen leggen waarom)
A
Alfastraling
B
Betastraling
C
Gammastraling
D
Ultraviolette straling
Slide 41 - Quizvraag
Na het toedienen van een tracer is de patiënt (licht) radioactief.
A
waar
B
onwaar
Slide 42 - Quizvraag
Welke stof is het meest geschikt als medische tracer?
A
Cesium-131
B
Cesium-134
C
Cesium-135
D
Cesium-137
Slide 43 - Quizvraag
Bij medisch onderzoek wordt soms een tracer gebruikt.
Een goede tracer:
A
zendt alfastraling uit en heeft een kleine halfwaardetijd.
B
zendt gammastraling uit en heeft een kleine halfwaardetijd.
C
zendt alfastraling uit en heeft een grote halfwaardetijd.
D
zendt gammastraling uit en heeft een grote halfwaardetijd.
Slide 44 - Quizvraag
Welke straling gebruikt men om tumoren van buiten te bestralen?
A
Rontgen
B
Alfa
C
Beta
D
Gamma
Slide 45 - Quizvraag
uitwendig bestraling wordt gedaan vanaf verschillende posities omdat:
A
Er dan zo veel mogelijk wordt bestraald
B
Omdat de straling niet overal doorheen gaat
C
Om gezond weefsel zo veel mogelijk te sparen
D
Omdat een tumor dan sneller kapot gaat
Slide 46 - Quizvraag
Tumoren kun je bestralen zodat ze afsterven. Dit heet
A
besmetten
B
radiotherapie
C
radiodiagnostiek
D
PET scan
Slide 47 - Quizvraag
Welke straling wordt meestal gebruikt voor inwendige bestraling
A
alfa
B
bèta
C
gamma
D
uv
Slide 48 - Quizvraag
Slide 49 - Video
Juist/onjuist
Onderdelen die een donkere kleur hebben op een röntgenfoto zoals spieren, organen en andere weefsels hebben veel röntgenstraling geabsorbeerd.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 50 - Quizvraag
Rontgenstraling is gevaarlijk omdat ...
A
het moleculen kapot kan maken
B
het reageert met medische apparatuur
C
je het niet kunt zien
Slide 51 - Quizvraag
Wie op een röntgenafdeling werkt, moet zich beschermen tegen straling. Welk materiaal houdt röntgenstraling het beste tegen?
A
aluminium
B
lood
C
lucht
D
water
Slide 52 - Quizvraag
Paragraaf 3
Bladzijde 218 t/m 222 lezen
Blz 223-231: opgave 1 t/m 13
Slide 53 - Tekstslide
Bescherming tegen straling
Slide 54 - Woordweb
6.4 Bescherming tegen straling
Slide 55 - Tekstslide
6.4 Bescherming tegen stralingtegen straling
- blootstelling
- afstand
- bron afschermen
Slide 56 - Tekstslide
Je maakt een foto van je tanden met röntgenstraling
A
Besmetting
B
Bestraling
Slide 57 - Quizvraag
Bestraling of besmetting? Betty heeft een handvol paranoten opgegeten. Deze noten bevatten (voor voedingsmiddelen) een opvallend grote hoeveelheid radium.
A
Bestraling
B
Besmetting
Slide 58 - Quizvraag
Bekijk de video hiernaast (zet NL ondertiteling aan) en beantwoord de volgende vraag:
In de video wordt een radioactieve regen genoemd. Als je dit zou drinken, is er dan sprake van bestraling of besmetting?
A
Bestraling
B
Besmetting
C
Geen van beide
D
Allebei
Slide 59 - Quizvraag
Bestraling of besmetting? Carin smeert haar boterhammen op een granieten aanrechtblad in de keuken. Graniet bestaat voor een klein deel uit radioactief uranium.
A
Bestraling
B
Besmetting
Slide 60 - Quizvraag
Bestraling of besmetting? David is verwarmingsmonteur en werkt regelmatig in kruipruimtes met een verhoogde concentratie van het radioactieve edelgas radon.
A
Bestraling
B
Besmetting
Slide 61 - Quizvraag
Sleep het voorbeeld naar de juiste stralingsbeschermingsmaatregel.