8-3: Voltooid Deelwoord

Welkom!
Leg jouw boek alvast op blz. 246 en begin met lezen.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leg jouw boek alvast op blz. 246 en begin met lezen.

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de les weet je:

  • wanneer je een voltooid deelwoord gebruikt;

  • hoe je een voltooid deelwoord schrijft.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

't ex-kofschip of 't sexy fokschaap?

  Als de laatste letter van de stam voorkomt in 

't ex-kofschip of in 't sexy fokschaap, dan schrijf je een -t. Zo niet, dan schrijf je een -d

              

Slide 4 - Tekstslide

Je gebruikt 't ex-kofschip of 't sexy fokschaap als ezelsbruggetje bij de vervoeging van werkwoorden in de:
A
tegenwoordige tijd (tt)
B
verleden tijd (vt)

Slide 5 - Quizvraag

Werkwoord in de verleden tijd (vt)
Voorbeeld voltooid deelwoord 'werken':

1.  Stam bepalen: werken -> stam is werk
2. De k zit in het 't ex-kofschip / 't sexy fokschaap 
    -> de laatste letter wordt daarom een 't'
3. Plak nu nog 'ge' voor de stam

                      GE + WERK + T = GEWERKT

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een
voltooid deelwoord?
Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord. Voltooid betekent dat iets is afgerond.



Voorbeeld:
Het regent → Het is nu aan het regenen.
Het heeft geregend → De regen is voorbij, het is nu droog. 

Slide 7 - Tekstslide

Hoe ziet een voltooid deelwoord eruit?



  • Begint bijna altijd met ge-
  • Voorbeelden:                                                                       
     ik ben gevlucht, ze hebben me gezocht, ik werd gevonden
  • Er staat altijd een ander werkwoord in de zin:         
     hebben, zijn of worden 
  • Dit is het hulpwerkwoord (de persoonsvorm) 

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?

Ik heb sperziebonen gekocht, want ik wist niet zeker of je spinazie lust.
A
lust
B
heb
C
wist
D
gekocht

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?

Mijn moeder moest naar het ziekenhuis rijden toen mijn vader in zijn vinger had gezaagd.
A
rijden
B
gezaagd
C
moest
D
had

Slide 10 - Quizvraag

Let op!
Soms begint een werkwoord al met be-, ver-, ont-, of her-. Deze krijgt dan géén ge- aan het begin van het voltooid deelwoord.

Voorbeelden: betaald, verteld, ontvoerd, hersteld.

Slide 11 - Tekstslide

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
Afgelopen zaterdag hebben we de achtste verjaardag van 
mijn neefje Noah gevierd. 

Slide 12 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
'We wilden naar het theater maar de kaartjes waren te duur dus toen hebben we maar een museum bezocht.'

Slide 13 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?
De buurman heeft zijn salaris niet op tijd ontvangen en nu moet hij verhuizen omdat hij de huur niet kan betalen.

A
heeft
B
betalen
C
ontvangen
D
verhuizen

Slide 14 - Quizvraag

De uitgang bepalen
  • gezaagd
  • bezocht
  • ontvangen

Hoe weet je op welke letters een voltooid deelwoord eindigt?

Slide 15 - Tekstslide



Het voltooid deelwoord eindigt op:


Zwemmen
A
-d of -t
B
- en

Slide 16 - Quizvraag



Het voltooid deelwoord eindigt op:
Voetballen
A
-d of -t
B
- en

Slide 17 - Quizvraag

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: Leren

Slide 18 - Open vraag

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: Staken

Slide 19 - Open vraag

Wat vind je nog lastig?

Slide 20 - Open vraag

Maken/huiswerk
Blz. 246 en 247: opdracht 2 en 3.

Slide 21 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord van wachten is:

Slide 22 - Open vraag

Het voltooid deelwoord van schreeuwen is:

Slide 23 - Open vraag

het voltooid deelwoord van verhuizen is:

Slide 24 - Open vraag

het voltooid deelwoord van veranderen is:

Slide 25 - Open vraag

het voltooid deelwoord van juichen is:

Slide 26 - Open vraag

het voltooid deelwoord van organiseren is:

Slide 27 - Open vraag

Maken/huiswerk
Blz. 246 en 247:
Opdracht 2 en 3
Klaar? Lezen.

Slide 28 - Tekstslide