blok 3 en 4

blok 3 en 4
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

blok 3 en 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom kwam Willem van Oranje in opstand tegen Filips II?
2 antwoorden zijn juist.
A
Willem van Oranje wilde niet dat Filip II de protestanten vervolgde.
B
De Spanjaarden mochten niet de belangrijkste banen hebben.
C
Filip II wilde niet dat Willem van Oranje katholiek was.
D
Filip II gaf de Nederlanders de belangrijkste banen.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de 80 jarige oorlog stond de Spaanse Generaal Alva tegenover .............. van de Nederlanden.
A
Willem Alexander
B
Filips 3
C
Willem van Oranje
D
Filips 2

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een andere naam voor de Nederlandse Opstand?
A
De 70-jarige oorlog
B
De 50-jarige oorlog
C
De 80-jarige oorlog
D
De 60-jarige oorlog

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De leider van de Nederlandse Opstand was...
A
Jan Pieterszoon Coen
B
Maurits van Oranje
C
Johan de Witt
D
Willem van Oranje

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De beeldenstorm was in...
A
1555
B
1566
C
1577
D
1588

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de beeldenstorm?
A
Het vernielen van beelden en kostbaarheden van de katholieke kerk.
B
Het vernielen van beelden en kostbaarheden van de protestante kerk.
C
Het neerzetten van velen beelden in de katholieke kerk.
D
Een storm die alles verwoestte in de Nederlanden.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Hoe reageert Filips op de Beeldenstorm?
A
Hij vindt de Nederlanden niet belangrijk, dus hij laat het maar
B
Hij stuurt een nieuwe landvoogd naar de Nederlanden om de opstandelingen te bestraffen
C
Hij trekt naar de Nederlanden en slacht samen met zijn leger de protestanten af
D
Hij waarschuwt ze om er mee te stoppen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Na de Beeldenstorm...
A
Vluchtte Willem van Oranje naar Duitsland
B
Stuurde Filips II de hertog van Alva
C
Werden opstandige edelen vermoord
D
Begon de Nederlandse opstand

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie was Karel V?
A
Een koning van een heel groot rijk
B
Een geleerde die zich bezig hield met wetenschap
C
Een belangrijke priester
D
Een ridder die vocht voor Nederland

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was Karel V niet?
A
Keizer van Duitsland
B
Landsheer van de Nederlanden
C
Koning Frankrijk
D
Koning van Spanje

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Over wie gaat het Wilhelmus eigenlijk?
A
Willem Alexander
B
Willem van Oranje-Nassau
C
Koning Willem III
D
Willem van Hanegem

Slide 12 - Quizvraag

Les zonder devices
U beantwoordt de vraag samen met de leerlingen op het bord.

Wat is het Plakkaat van Verlatinghe?
A
De oorlogsverklaring van de Opstandelingen tegen Spanje
B
Een plakkaat waarin Filips II als koning werd afgezworen door de Nederlandse gewesten
C
Het bevelschrift om alle protestanten op te pakken en te veroordelen
D
Een smeekschrift van Edelen aan Margaretha van Parma

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie wordt er 'aan de kant gezet' in het plakkaat van Verlatinghe?
A
Fillips II
B
Karel V
C
Willem van Oranje
D
Prins Maurits

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij het tekenen van het Plakkaat van Verlatinghe in 1581 zetten een aantal provinciën van de Habsburgse Nederlanden Filips af als vorst. Dit wordt vaak gezien als de onafhankelijkheidsverklaring van de Nederlanden. Hoe gaan de Nederlanden nu verder?
Antwoord
De Nederlanden gaan verder als de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Na het Plakkaat van Verlatinghe zal de Tachtigjarige Oorlog nog zo’n 56 jaar voortduren. 
A
Als democratie
B
Als monarchie
C
Als republiek

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort NIET bij Karel V?
A
Hij was streng katholiek.
B
Hij wilde eenheid in het Habsburgse Rijk.
C
Hij heerste over een rijk waar de zon nooit onder ging
D
Hij was stadhouder.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


2. In het eerste couplet hoor je de volgende zin: 'Ben ik van Duitsen bloed.'

Het gaat toch over Willem van Oranje die strijdt voor de Nederlanden? Hoe kan dat?
A
'Duits' is het Oudnederlands woord voor 'Diets' en dat betekent Nederlands.
B
Het moet eigenlijk zijn: "Hou ik van Duitsen bloed." Hij lustte de Duitsers rauw.
C
Willem van Oranje was eigenlijk een Duitser.
D
Hij is geadopteerd door de Koning van Duitsland

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heette de plaatsvervanger van Karel V in ieder gewest?
A
Stadhouder
B
Filips II
C
Willem van Oranje
D
Hertog

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is Willem van Oranje voor of tegen godsdienstvrijheid?
A
Voor
B
Tegen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebeurtenissen tijdens de Nederlandse Opstand.
1.Beeldenstorm
2.Plakkaat van Verlating
3.Verovering van den Briel
4.Moord op Willem van Oranje
Wat is de goede volgorde?
A
1-2-3-4
B
1-3-2-4
C
4-1-2-3
D
4-3-1-2

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie is de Willem van Oranje?
A
B
C

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


19 Wie volgde Willem van Oranje als eerste op in de strijd tegen de Spanjaarden?
A
Frederik Hendrik
B
Willem II
C
Maurits van Oranje
D
Lodewijk van Oranje

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Filips II was :
A
Katholiek
B
Protestant
C
Adviseur van Willem van Oranje
D
Koning van Spanje

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Willem van Oranje was de leider van de Opstand
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie kwamen in opstand tijdens de beeldenstorm
A
Rooms-katholieken
B
Protestanten
C
Willem van Oranje
D
Stadhouder

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom kwam Willem van Oranje in opstand tegen Filips II?
A
Willem van Oranje wilde niet dat Filips II protestanten aanpakten.
B
Filips II vond dat iedereen mocht geloven wat hij of zij wilde.
C
Filips II wilde niet dat Willem van Oranje katholiek was
D
Filips II wilde dat Nederlanders de belangrijkste banen kregen.

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Willem van Oranje was
A
koning der Nederlanden
B
stadhouder van Holland Zeeland en Utrecht
C
de zoon van Karel V
D
vermoord door Filips II

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie was Maurits?
A
Zoon van Willem van Oranje
B
Opvolger van Willem van Oranje
C
Stadhouder
D
legeraanvoerder van de Republiek der 7 verenigde Nederlanden

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door wie werd Willem van Oranje vermoord?
A
Balthasar Gerards
B
Balthasar de Groot
C
Gerard Balthasar
D
Gerard de Groot

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Karel V was een
A
katholiek
B
protestant

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke stad wonnen de watergeuzen voor het eerst van de Spanjaarden?
A
Leiden
B
Den Briel
C
Vlaardingen
D
Nijmegen

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Hoe worden de mensen genoemd die kritiek hebben op de katholieke Kerk?
A
Watergeuzen
B
Vreemdelingen
C
Ketters

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn watergeuzen?
A
Nederlandse opstandelingen die protestanten vanaf zee bestreden
B
Nederlandse opstandelingen die Spanjaarden vanaf zee bestreden
C
Nederlandse opstandelingen die op het land steden belegerden
D
Nederlandse opstandelingen die Duitsers vanaf zee bestreden

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving: een plaats met een gracht en muur eromheen gebouwd.
A
Fort
B
Inunderen
C
Vesting
D
Schans

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor boekte de watergeuzen succes bij Den Briel?
A
Bewoners hielpen de watergeuzen
B
Spanjaarden waren de stad uit.
C
De Spanjaarden waren verzwakt
D
De watergeuzen hadden beter wapens

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer was de Belgische Opstand?
A
1815
B
1830
C
1839
D
1848

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was GEEN reden voor de Belgische opstand?
A
Belgen moesten verplicht Nederlands spreken.
B
Willem I had België in 1850 veroverd en diens koning afgezet.
C
Alle goede baantjes gingen naar de Hollanders. Daarom voelden de Belgen zich achtergesteld.
D
Het Noorden was protestants, het Zuiden katholiek. Daarom voelden de Belgen zich achtergesteld.

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ontstond De Republiek?
A
Doordat Nederland opeens heel rijk werd.
B
De koning van Spanje wilde geen koning van Nederland meer zijn.
C
Doordat Nederland in opstand kwam tegen de koning van Spanje.
D
Doordat de Belgische koning door Nederland werd verslagen.

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke regio in Spanje wil graag onafhankelijk worden?
A
Catalonië
B
Rioja
C
Asturias
D
Aragon

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Margaretha van Parma was landvoogdes van Nederland.
Wat is een landvoogd?
A
Iemand die uit naam van Willem van Oranje de Nederlanden bestuurd.
B
Iemand die uit naam van de Spaanse koning de Nederlanden bestuurd.
C
Iemand die ketters veroordeeld.
D
Iemand die bijbels vertaald in het Duits

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was de Staten Generaal?
A
Het dagelijks bestuur van de republiek
B
De vergadering van de zeven provincies van de Nederlanden.
C
Volksvertegenwoordiging
D
De handel

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In 1588 werd de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden opgericht.
Wat is een republiek?
A
Een soort vredesverdrag.
B
Een volksvergadering met de Staten Generaal
C
Een land waar alleen protestanten mogen wonen.
D
Een land zonder koning of vorst.

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Prins Maurits vond zijn taak als leider van het leger heel belangrijk.
Wat deed hij allemaal?
A
Hij leerde de soldaten marcheren en met geweren oefenen.
B
Hij zorgde ervoor dat de soldaten steeds hun loon kregen.
C
Hij leerde ze schansen en loopgraven maken.
D
Hij zorgde ervoor dat ze goed gingen samenwerken.

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was GEEN tactiek van de Opstandelingen tijdens de strijd tegen Spanje?
A
Grote veldslagen vermijden.
B
Snelle aanvallen uitvoeren en dan snel vluchten.
C
Doorsteken dijken.
D
Steden belegeren.

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent belegeren?
A
Het binnendringen van een stad
B
Het vluchten uit een stad
C
Een stad omsingelen en wachten
D
Het bouwen van een gracht

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom gaven steden zich over na een belegering?
A
De mensen wilden graag op bezoek bij andere steden
B
De mensen waren de lockdown zat
C
Er was geen eten meer dus de mensen verhongerden
D
De mensen vonden de oude koning niet meer aardig

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manier kon de stad Amsterdam verdedigd worden door de Stelling van Amsterdam?
A
Door gebieden onder water te zetten.
B
Gevechtsvliegtuigen van Schiphol.
C
Door de loopgraven.
D
Door de marineschepen op het Haarlemmermeer.

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de Hollandse waterlinie?
A
Een rivier
B
Een kanaal
C
Nieuw gemaakt land in zee
D
Een verdedigingswerk wat onder water gezet kon worden

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Russische ambassade in Finland verspreidt via Facebook complottheorieën dat heel Oekraïne vol zit met nazi's. Elke dag wordt er wel een filmpje van een vermeend oorlogsmisdrijf door de Oekraïners gedeeld.
A
Nepnieuws
B
Propaganda
C
Censuur
D
Persvrijheid

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk bron 8. Wat was de Stelling van Amsterdam? Noem het beste antwoord.
A een vesting
B een fort
C een waterlinie
D een linie

A
een vesting
B
een fort
C
een waterlinie
D
een linie

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving: een plaats met een gracht en muur eromheen gebouwd.
A
Fort
B
Inunderen
C
Vesting
D
Schans

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving: Een gebied onder water zetten om je grondgebied te verdedigen
A
Fort
B
Inunderen
C
Vesting
D
Schans

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies