Argumenteren 6e ed. paragraaf 1/2/3

Argumenteren V4
Voor de toets leesvaardigheid in V4 moet je van Argumenteren paragraaf 1, 2 en 3 leren. 

Verder moet je van Basis paragraaf 1 t/m 8 leren en van Lezen paragraaf 1 en 3.
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Argumenteren V4
Voor de toets leesvaardigheid in V4 moet je van Argumenteren paragraaf 1, 2 en 3 leren. 

Verder moet je van Basis paragraaf 1 t/m 8 leren en van Lezen paragraaf 1 en 3.

Slide 1 - Tekstslide

0

Slide 2 - Video

Argumenteren par. 1: argumenten

feitelijk argument
Voorbeeld: Ik ga liever niet mee naar Parijs (standpunt), want Parijs is een grote, dichtbevolkte stad (argument).

waarderend argument (niet-feitelijk argument)
Voorbeeld: Ik ga graag mee naar Parijs (standpunt), want Parijs heeft de mooiste musea van de hele wereld (argument).

Slide 3 - Tekstslide

tegenargumenten en weerleggingen
Met een tegenargument ontkracht je een standpunt; met een weerlegging ontkracht je een argument. 
De term 'weerlegging' vervalt op het examen. 

Voorbeelden:

De kans is groot dat ze je na je overlijden als orgaandonor zullen gebruiken (standpunt); ze zitten immers te springen om donororganen (argument). 
Slechts één op de vijfduizend overledenen wordt gebruikt als orgaandonor (tegenargument). 


Ik wil niet meer naar Italië op vakantie (standpunt), want je kunt er in restaurants nauwelijks vegetarische gerechten krijgen (argument).
Wat een onzin: de Italiaanse keuken is juist beroemd om zijn groente- en kaasschotels (weerlegging).

Slide 4 - Tekstslide

Ik denk dat Mark Rutte de verkiezingen gaat winnen. Hij is immers veruit de beste in de debatten.
A
De eerste zin is het argument en het is een waarderende uitspraak.
B
De tweede zin is het argument en het is een waarderende uitspraak.
C
De eerste zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.
D
De tweede zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.

Slide 5 - Quizvraag

De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij. Je kunt er beter niet aan deelnemen.
A
De eerste zin is het argument en het is een waarderende uitspraak.
B
De tweede zin is het argument en het is een waarderende uitspraak.
C
De eerste zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.
D
De tweede zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.

Slide 6 - Quizvraag

maak opdr. 1 op blz. 194 en opdr. 5 op blz. 196.
Zijn er nog vragen over paragraaf 1?

Slide 7 - Tekstslide

paragraaf 2
Argumenten kunnen op verschillende manieren het standpunt ondersteunen. Er zijn vier basisstructuren van argumentatie. 

Slide 8 - Tekstslide

Enkelvoudige argumentatie
Een standpunt met één argument. 



Slide 9 - Tekstslide

nevenschikkende argumentatie
Een argumentatie waarin twee of meer argumenten gezamenlijk het standpunt ondersteunen.

De argumenten in nevenschikkende argumentatie kunnen:
- afhankelijk zijn
- onafhankelijk (ze vormen ieder op zich een zelfstandig argument voor het standpunt).

Slide 10 - Tekstslide

onderschikkende argumentatie
Een argumentatie waarbij het argument wordt ondersteund door een ander argument. 

Slide 11 - Tekstslide

Zou er ook een combinatie van argumentatiestructuren mogelijk zijn? Zo ja, van welke?

Slide 12 - Open vraag

Kies de juiste argumentatiestructuur.
Leerlingen moeten op school hun huiswerk onder begeleiding kunnen maken. Leerlingen zullen dan hogere cijfers halen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk)
D
nevenschikkende argumentatie (afhankelijk)

Slide 13 - Quizvraag

Kies de juiste argumentatiestructuur.
Leerlingen moeten op school hun huiswerk onder begeleiding kunnen maken. Leerlingen zullen dan hogere cijfers halen. Leerlingen leren dan goed samen te werken.
A
enkelvoudige argumentatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk)
D
nevenschikkende argumentatie (afhankelijk)

Slide 14 - Quizvraag

Kies de juiste argumentatiestructuur.
Leerlingen moeten op school hun huiswerk onder begeleiding kunnen maken. Leerlingen zullen dan hogere cijfers halen. Leerlingen kunnen dan uitleg krijgen op het moment dat ze vastlopen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk)
D
nevenschikkende argumentatie (afhankelijk)

Slide 15 - Quizvraag

Kies de juiste argumentatiestructuur.
Ik wil niet in Leiden studeren. Mijn broer studeert in Leiden. Ik wil niet in dezelfde stad als mijn broer studeren.
A
enkelvoudige argumentatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk)
D
nevenschikkende argumentatie (afhankelijk)

Slide 16 - Quizvraag

opdrachten Nieuw Nederlands
Maak nu opdracht 1 op blz. 198-199 
en opdracht 6 op blz. 203-204

Slide 17 - Tekstslide

antwoorden

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

meer oefenen?
Je kunt meer oefenen via Nieuw Nederlands online. 

Slide 26 - Tekstslide

paragraaf 3
Geheel van argumenten en standpunt = redenering / argumentatie

Verband tussen argument(en) en standpunt = argumentatieschema

Slide 27 - Tekstslide

argumentatieschema's
Argumentatie op basis van:
  • oorzaak en gevolg
  • kenmerk of eigenschap
  • voor- en nadelen
  • voorbeelden
  • vergelijking
  • autoriteit
We oefenen hier nu mee met quizvragen.

Slide 28 - Tekstslide

Ik ben vorige week voor het eerst in het Achterhuis geweest. Daardoor begrijp ik nu pas goed hoe erg het moet zijn geweest om onder te duiken.
A
argumentatie op basis van autoriteit
B
argumentatie op basis van een voorbeeld
C
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
D
argumentatie op basis van vergelijking

Slide 29 - Quizvraag

Ik denk niet dat de prijzen van concertkaartjes veel zullen stijgen, want de prijzen voor theater- en bioscoopkaartjes zijn ook al jaren gelijk gebleven.
A
argumentatie op basis van autoriteit
B
argumentatie op basis van een voorbeeld
C
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
D
argumentatie op basis van vergelijking

Slide 30 - Quizvraag

Als we met de klas een dag weggaan, wil ik heel graag naar een attractiepark. Ik was vorig jaar in de Efteling en het was er heel erg leuk.
A
argumentatie op basis van autoriteit
B
argumentatie op basis van een voorbeeld
C
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
D
argumentatie op basis van vergelijking

Slide 31 - Quizvraag

Als we met de klas een dag weggaan, wil ik heel graag naar een attractiepark. Ik was vorig jaar in de Efteling en het was er heel erg leuk.
A
argumentatie op basis van autoriteit
B
argumentatie op basis van een voorbeeld
C
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
D
argumentatie op basis van vergelijking

Slide 32 - Quizvraag

huiswerk
Maak nu opdr. 5 op blz. 208.

Slide 33 - Tekstslide

antwoorden

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide