Thema 2 BS5: Geboorte

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Uitleg basisstof 5 
vragen
Afsluiting 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

vragen
VRAGEN? 

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een stuitligging?
A
het kindje komt eerst met het kontje naar buiten.
B
het kindje komt eerst met het hoofdje naar buiten

Slide 12 - Quizvraag

In welke fase komt het kindje door de vagina naar buiten?
A
ontsluiting
B
uitdrijving
C
nageboorte

Slide 13 - Quizvraag

Waarom zit een embryo met de navelstreng vast aan de placenta?
A
Deze beschermt het embryo tegen stoten, uitdrogen en wisseling van temperatuur .
B
om het bloed uit te wisselen met de moeder.
C
Hierdoor stromen voedingstoffen naar het toe. Afvalstoffen gaan van embryo naar placenta.
D
Om gehecht te raken aan de moeder.

Slide 14 - Quizvraag

Hoe ligt een kind meestal vlak voor de geboorte?


A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 15 - Quizvraag



Welke fase van de geboorte
zie je op de afbeelding?
A
weeën
B
nageboorte
C
ontsluiting
D
uitdrijving

Slide 16 - Quizvraag

Hoe noemen we het kind na twaalf weken zwangerschap?
A
Baby
B
Foetus
C
Embryo
D
Blastula

Slide 17 - Quizvraag

Zet in de juiste volgorde:
1. uitdrijving
2. ontsluiting
3. nageboorte
4. innesteling
A
1 - 2 - 4 - 3
B
4 - 1 - 2 - 3
C
4 - 2 - 1 - 3
D
2 - 1 - 4 - 3

Slide 18 - Quizvraag

Met welk nummer is de navelstreng aangegeven?
A
Met nummer 1
B
Met nummer 2
C
Met nummer 3
D
Met nummer 4

Slide 19 - Quizvraag

Van wie zijn de bloedvaten in de navelstreng?
A
Van het embryo
B
Van de moeder
C
Van beiden

Slide 20 - Quizvraag

Wat doet de placenta?
A
wisselt stoffen uit met baby
B
wisselt stoffen uit met moeder
C
antwoorden A en B zijn goed
D
antwoorden A en B zijn fout

Slide 21 - Quizvraag

Iris had op 3 maart haar eerste dag van de menstruatie. Op welke dag zal haar eerstvolgende eisprong vermoedelijk zijn?
A
14 maart
B
17 maart
C
24 maart
D
31 maart

Slide 22 - Quizvraag

Als een baby gaat huilen, weet men dat de ademhaling tot stand is gekomen
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 23 - Quizvraag

Weeën zijn samentrekkingen van de spieren in de baarmoederwand
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 24 - Quizvraag

1. Vruchtvliezen zijn vliezen om het embryo en vruchtwater heen.
2. De functie van de vruchtvliezen: Zij beschermen de embryo tegen uitdroging, stoten en wisselingen in temperatuur
A
1 waar 2 nietwaar
B
1 nietwaar 2 waar
C
beide waar
D
beide nietwaar

Slide 25 - Quizvraag

1. Placenta: Deel van de baarmoederwand waar bloed in bloedvaten van het embryo vlak langs het bloed van de moeder stroomt.

2. Functie van de placenta:
Het embryo neemt hieruit voeding en zuurstof op
A
1 waar 2 nietwaar
B
1 nietwaar 2 waar
C
beide waar
D
beide nietwaar

Slide 26 - Quizvraag

Ontsluiting
Uitdrijving
Nageboorte
Baarmoederhals wordt wijder
Kind wordt naar buiten geperst
Placenta en vruchtvliezen verlaten het lichaam

Slide 27 - Sleepvraag

Wat is bevruchting ?
A
de kern van de zaadcel versmelt met de kern van de eicel
B
als het eicelletje gaat innestelen in de baarmoeder.
C
Als de eisprong plaatsvindt
D
als de vrouw ongesteld wordt.

Slide 28 - Quizvraag

Twee-eiige tweeling
Eeneiige tweeling
Hetzelfde DNA
tweeling is een jongetje en een meisje 
Een eicel is bevrucht door twee zaadcellen

Slide 29 - Sleepvraag

Huiswerk
Maken Bs 5: Opdracht 1 - 3 - 4 -5



timer
5:00

Slide 30 - Tekstslide