Les 2 Spreken 3F 4PW1

les 2 Nederlands
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

les 2 Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Doelen

Instructie

Zelfstandig werken

Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Doelen van deze les:
Je weet na deze les.... 
- dat er voor communicatie een zender en ontvanger nodig zijn. ​
- wat verbale en non-verbale communicatie is. ​
- 4 manieren van communiceren. (in/directe communicatie & eenzijdige/meerzijdige communicatie. 
- waarom dit onderwerp (communicatie) belangrijk is bij Nederlands en het examen Spreken.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Hoe noem je
storingen in de communicatie?

Slide 5 - Woordweb

Ruis
Interne ruis: elkaar niet begrijpen, met je gedachten ergens anders zijn, verkeerde interpretatie...
Externe ruis: lawaai, geen verbinding tijdens een online les 

Slide 6 - Tekstslide

Theorie en opdrachten
* deel herhaling, deel nieuwe informatie. 
* de opdrachten die je maakt zorgen dat je bewuster bent van het belang van communiceren!
* in de les een deel van de theorie, de rest verwerk je zelfstandig.

Slide 7 - Tekstslide

Afstemmen op spreekdoel
Informeren
Instrueren
Overtuigen

Presenteren doe je dus aan de hand van je spreekdoel. Tijdens het examen krijg je er meer dan één. Je moet duidelijk laten zien in je presentatie wat je spreekdoel is.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Afstemmen op publiek
Formeel
Informeel
woordgebruik en uitleg afstemmen op wat het publiek al weet!

Slide 10 - Tekstslide

Thema 1; hoofdstuk 5 (Spreken)


Werk met drie- of viertallen samen.
Je moet namelijk feedback aan elkaar geven.
Kijk mee met de docent!

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van indirecte communicatie?
A
een telefoongesprek
B
een e-mail
C
een presentatie

Slide 12 - Quizvraag

Noem een voorbeeld van eenzijdige communicatie:

Slide 13 - Open vraag

Spreekdoelen?
A
informeren, overtuigen en amuseren
B
informeren, overtuigen en activeren!
C
informeren, overtuigen en instrueren

Slide 14 - Quizvraag

Examen Spreken (presenteren aan klasgenoten).
A
Formeel (afstemmen op publiek)
B
Informeel (afstemmen op publiek)

Slide 15 - Quizvraag

Tot de volgende week!
Denk aan Thema 1: hoofdstuk 5!

Slide 16 - Tekstslide