H5.3 Onderwijs

H5.3 Onderwijs
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H5.3 Onderwijs

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. Terugblik H5.1+H5.2
  2. Uitleg H5.3
  3. Eigen ervaring met onderwijs
  4. Opdracht vul de rugzak
  5. Reportage kansenongelijkheid

Slide 2 - Tekstslide

In welk type verzorgingsstaat is de collectieve lastendruk het hoogste?
A
In een corporatistische verzorgingsstaat.
B
In een sociaaldemocratische verzorgingsstaat.
C
In een liberale verzorgingsstaat.
D
In een nachtwakersstaat.

Slide 3 - Quizvraag

Het maatschappelijke middenveld:
A
bestaat uit organisaties die tussen overheid en individuele burgers in staan.
B
heeft als taak het afsluiten van cao’s.
C
speelt een belangrijke rol in de liberale verzorgingsstaat.
D
bestaat alleen uit vakbonden en werkgeversorganisaties.

Slide 4 - Quizvraag

Een nachtwakersstaat is een staat waarin:
A
het economische stelsel gebaseerd is op het principe van de vrije markt.
B
de overheid zich sterk inzet om het welzijn en de welvaart van burgers te vergroten.
C
de economie door de overheid wordt bepaald.
D
de overheid verplicht is de sociale zekerheid van burgers uit te bouwen.

Slide 5 - Quizvraag

De inrichting van de verzorgingsstaat is afhankelijk van trends en events.
A
Ontgroening is een voorbeeld van een event, de vergrijzing is een voorbeeld van een trend.
B
Vergrijzing is een voorbeeld van een event, een tekort aan medische hulpmiddelen is een voorbeeld van een trend.
C
Corona is een voorbeeld van een event, de vergrijzing is een voorbeeld van een trend.
D
Corona is een voorbeeld van een event, een tekort aan medische hulpmiddelen is een voorbeeld van een trend.

Slide 6 - Quizvraag

Aan het einde van de les kan ik...
  1. uitleggen welke doelen worden gesteld voor het onderwijs en welke maatregelen (leerplicht, kwalificatieplicht, kwaliteitscontrole) worden genomen om deze doelen te bereiken. 
  2.  het begrip sociale ongelijkheid beschrijven en correct gebruiken. Ook kan ik beschrijven hoe sociale ongelijkheid ontstaat een mening vormen over de rol van de overheid en onderwijs hierin.
  3. omschrijven hoe economisch, cultureel en sociaal kapitaal een rol spelen in de kansen die onderwijs verschillende mensen biedt.

Slide 7 - Tekstslide

Doelen van de overheid
  1. Burgerschapsvorming
  2. Zorgen voor goed opgeleide beroepsbevolking
  3. Kansengelijkheid


Slide 8 - Tekstslide

Wat is burgerschapsvorming?

Slide 9 - Woordweb

Burgerschapsvorming
School zorgt voor...
  • ontmoetingen met andere mensen
  • sociale cohesie
  • verbinding 
  • voorbereiding op deelname aan de maatschappij

Slide 10 - Tekstslide

In het Nederlandse onderwijs:
A
zijn jongeren tot hun twintigste jaar gedeeltelijk leerplichtig.
B
is spijbelen niet strafbaar.
C
zijn alle scholen opgericht door de overheid.
D
controleert de Onderwijsinspectie de prestaties van de scholen.

Slide 11 - Quizvraag

Goed opgeleide beroepsbevolking
Goed opgeleide beroepsbevolking zorgt voor...
  • welvaart (automatisering en globalisering)
  • ontwikkeling en kennis
  • hogere arbeidsparticipatie -> meer belasting en premies en minder uitkeringen
  • Welzijn (wetenschappers)

Theoretische en praktische mensen nodig 
Nodig:
  • Leerplicht (1901)
tot 18de naar school
  • Kwaliteitscontrole
verplichte eindtermen en onderwijsinspectie 

Slide 12 - Tekstslide

I. Een goed opgeleide beroepsbevolking is geen verantwoordelijkheid van de overheid.
II. Burgerschapsvorming is een belangrijk onderwijsdoel van de overheid.

A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.

Slide 13 - Quizvraag

I. De leerplichtwet voorziet in een leer- en kwalificatieplicht.
II. De kwaliteitscontrole in het onderwijs wordt uitgevoerd door de leerplichtambtenaren.

A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.

Slide 14 - Quizvraag

Kansengelijkheid
meritocratisch ideaal: een samenleving waarbij inzet en talenten bepalend zijn voor je maatschappelijke positie.
beroep, inkomen, vermogen, opleiding. 
=Sociaal-economische status (SES)

aangeboren verschillen (fysiek en mentaal)
kapitaal verschillen 
- economische kapitaal (bijles, examentraining, priveschool)
- sociaal kapitaal (vrienden, familie, kennissen->stage/baan)
- cultureel kapitaal (boeken, muziekinstrumenten, opleidingsniveau ouders, musea)
= privileges
-> sociale ongelijkheid 
Oplossing? Onderwijs 

Slide 15 - Tekstslide

Welke uitspraak is juist?
Het meritocratisch ideaal:

A
draait om het verkleinen van de kansenongelijkheid in het onderwijs.
B
laat talenten en inzet bepalend zijn voor iemands maatschappelijke positie.
C
voorziet in een eerlijke verdeling van privileges.
D
gaat uit van een eerlijke verdeling van economisch en cultureel kapitaal.

Slide 16 - Quizvraag

Wat wordt onder ‘cultureel kapitaal’ verstaan?
A
Het totale geldbedrag dat de overheid uitgeeft aan cultuur.
B
Producten van kunst en wetenschap waarin een land zich onderscheidt van andere culturen.
C
Zelfkennis en kennis over de wereld om je heen (algemene ontwikkeling).
D
De politieke factor die je maatschappelijke positie mede bepaalt.

Slide 17 - Quizvraag

I. Een voordeel van een verzorgingsstaat is dat die privileges uitsluit.
II. Sociaal kapitaal is onafhankelijk van de positie op de maatschappelijke ladder.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.

Slide 18 - Quizvraag

Kan het beter?
Oorzaken kansenongelijkheid
  • verkeerd advies dmv achtergrond
  • te vroeg selectie
  • kwaliteitsverschillen
  • doorstromen en afstromen 
  • theoretisch en praktisch 

Slide 19 - Tekstslide

Eigen ervaring met onderwijs
Basisschool: VMBO-T advies
4 jaar VMBO-T
2 jaar HAVO
4 jaar HBO Bachelor Journalistiek
1 jaar WO Premaster Sociologie
1 jaar WO Master Sociologie
1 jaar WO Master leraar VHO Maatschappijleer
=stapelaar

Vragen?

Slide 20 - Tekstslide

Keuzeopdrachten
opdracht 1: Debat-> Kies stellingen en daarna wie voor en wie tegen de stelling is. Drietal? derde is dan gespreksleider
Opdracht 2: Levenslijn door middel van een leerlingprofiel
Opdracht 3: Scenario's bespreken door middel van leerlingprofiel

Hoe: max viertallen
Klaar: kies nieuwe opdracht
Hulp: Vraag de docent.
Uitkomst: Kansenongelijkheid begrijpen
Tijd: 14 minuten


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video