Thema 10 DNA - Basisstof 3 Transcriptie (deel 1 en 2)

Thema 10 DNA - 
Basisstof 3 Transcriptie
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 10 DNA - 
Basisstof 3 Transcriptie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
  • Kort herhalen transcriptie
  • Bespreken opdr. 30, 31, 32, 38
  • pre-mRNA vs mRNA
  • Introns en exons
  • Splicing

  • Aan de slag!

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vrijmaken van DNA
  • Uiteindelijk moet DNA afgelezen worden zodat er een eiwit wordt gemaakt.
  • DNA kan niet worden afgelezen als het opgerold ligt.
  • Welk DNA vrij ligt (en afgelezen wordt), ligt aan het celtype.
  • Het aflezen van DNA noemen we transcriptie

Slide 4 - Tekstslide

Uiteindelijk moet er van DNA een eiwit gemaakt worden. Want eiwitten regelen van alles in je lichaam. bijvoorbeeld spieropbouw, amylase in je speeksel, maar ook enzymen die andere processen versnellen (DNA-polymerase is dus een eiwit!)
Maar voordat we een eiwit kunnen maken, moet de code eerst in het DNA worden afgelezen. Kan alleen als het vrij ligt en niet ligt opgerold in histonen.
Dan kan RNA-polymerase binden en maakt mRNA


RNA
  • mRNA (messenger RNA): RNA dat langs de DNA-sequentie van een gen is gevormd.
  • rRNA (ribosomaal RNA): belangrijk bestanddeel van ribosomen .
  • tRNA (transfer RNA): bindt aminozuren uit het cytoplasma en vervoert die naar een ribosoom.
Welke Binas tabel?

Slide 5 - Tekstslide

Transcriptie gebeurt met RNA.
Er zijn verschillende soorten RNA.
Een RNA nucleotide ziet er zo uit, wat is anders dan bij DNA?
Transcriptie

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Transcriptie
Coderende streng
Template streng

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Transcriptie

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de juiste naam naar de juiste monosacharide.
Desoxyribose
Didesoxyribose
Ribose
RNA
DNA
Sequencing

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maar eerst!
Opdracht 37

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pre-mRNA vs. mRNA
  • Bij transcriptie wordt pre-mRNA gevormd.
  • Maar dat moet eerst nog verwerkt worden.
  • Dat verwerken heet RNA-processing
  • Na RNA-processing, verlaat het mRNA molecuul de celkern.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Splicing
Splicing
Een gen bestaat uit introns en exons.

Intron: Niet-coderend stuk DNA
Exon: Wel coderend stuk DNA

Bij splicing worden de introns eruit gehaald.
Welke Binas tabel?

Slide 12 - Tekstslide

pre-mRNA is dus afgelezen van het DNA (welke streng?? --> Template!)
Maar in het pre-mRNA zitten ook nog stukken DNA die niet coderen.
Dus die moeten er tussenuit worden gehaald. -> dit heet splicing
Pre-mRNA heeft i
Alternative splicing
Alternative splicing
= Uit één stuk pre-mRNA kunnen verschillende stukken mRNA worden gevormd.

Dus 1 gen kan hierdoor coderen voor meerdere eiwitten!!

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

En nu?
  • Lees basisstof 3 nog een keer helemaal door en ga na of je het allemaal snapt.
Kies vervolgens wat je gaat doen:

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Maak in deze opdracht en lever een screenshot van je score in. 

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vragenlijstje over de les
  • Beantwoord deze vragen in stilte en voor jezelf.
  • Lever het bij mij weer in.

Alvast bedankt!!

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies