Werkwoordspelling 3 M2 les 3 H25 onvoltooid deelwoord

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welkom 
Doe je telefoon in de telefoontas. 
Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je lesboek, schrift en etui.
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag

Stil lezen


Fictie en non-fictie H7: in tweetallen aan de slag met theorie en opdrachten.

Slide 3 - Tekstslide

Stil lezen
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Te behandelen Kern P1

Taalverzorging
H25, 26

Fictie
H7, 8, 20, 21, 35, 36


Slide 5 - Tekstslide

Lesdoelen van vandaag


Ik weet wat fictie en non-fictie is. 


Slide 6 - Tekstslide

Herhaling vorige les
Hoe herken ik het voltooid deelwoord.

Slide 7 - Tekstslide

 voltooid deelwoord

Slide 8 - Tekstslide

'T SeXyFoKSCHaaP gebruiken we alleen bij:

1. Persoonsvorm VT zwakke werkwoorden
2. Voltooid deelwoord
Zit de laatste letter van de stam (hele werkwoord -en) in fsfff  dan gebruikt je een 't'. 

Zit de laatste letter van de stam NIET in dfdsf  dan gebruik je een 'd'. 

Slide 9 - Tekstslide

Hoe vind je een voltooid deelwoord
Staat vaak aan het einde van de zin.

Aan het begin van het voltooid deelwoord staat vaak ge- be- ver- ont-

Eindigt op
  • -d of -t (zwakke werkwoorden) bijv. geopereerd, gevist
  • -en (sterkte werkwoorden) bijv. gegeten, gelopen

Er staat altijd een een ander werkwoord in de zin, een hulpwerkwoord: hebben, zijn, worden

Eindigt nooit op -dt!!!!!
Hoe vind je het voltooid deelwoord

Slide 10 - Tekstslide

Hoe vind je een voltooid deelwoord
  • Staat nooit als enige werkwoord in een zin. 
  • Er staat altijd een vorm van hebben, zijn, worden bij. 

Ik heb in de vakantie gewerkt (zwak). 
De brug wordt hersteld (zwak). 
Mijn zus is vertrokken (sterk).



Voltooid deelwoord

Slide 11 - Tekstslide

Hoe vind je een voltooid deelwoord
Gebruik 'T SeXyFoKSCHaaP

De brandweer heeft het vuur geblus... 
  • er staat een vorm in van hebben, zijn, worden, namelijk heeft
  • voorzetsel -ge
  • einde van de zin
Ja, we hebben te maken met een voltooid deelwoord!
Hele werkwoord: blussen
Stam: bluss
Laatste letter stam, de 's', zit WEL in 'T SeXyFoKSCHaaP; dan komt er een 't'. 
geblust
Voltooid deelwoord

Slide 12 - Tekstslide

Mijn broer moet morgen voetballen.
PV = moet
Er is geen voltooid deelwoord. 
voetballen = hele werkwoord (infinitief)

Hij moet nu gaan

Mijn vriend moet morgen optreden
Hele werkwoord

Slide 13 - Tekstslide

Hele werkwoord + d

Sabine en Claire gaan fietsend naar de training.
Lachend vertellen Jarie en Marie een grap.
Huilend vertelde ze het verhaal. 
Onvoltooid deelwoord

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
H26 opdr. 1 t/m 5

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk voor de volgende les
Dit doen we as vrijdag en huiswerk is voor dinsdag 26 september:
Noteer in je agenda:

Maken H7 opdr. 1 t/m 5

Slide 16 - Tekstslide

Waarom is lezen belangrijk
Algemene vaardigheden

  • Het lezen van een boek kan je leren om te blijven concentreren.
  • Onbewust vergroot je je woordenschat. Daarnaast leer je hoofd- en bijzaken van elkaar te scheiden; je hoeft alleen te onthouden wat belangrijk is voor het verhaal en niet welke kleur jas een personage draagt. 

Maar er is meer.........

Slide 17 - Tekstslide

Waar is lezen nog meer goed voor
Je leert jezelf beter kennen!

Als lezer verplaats je je in een ander. Als een personage boos of verdrietig is, ervaar je die emotie ook als lezer en kan je die herkennen als je ze zelf voelt. 

Door de kennismaking met situaties en werelden die je nog niet kent, ontdek je hoe het leven er in andere omstandigheden uit kan zien. Je leert bijvoorbeeld hoe het is om een in andere cultuur te leven. 

De pubertijd is dé levensfase waarin jij op zoek gaat naar je eigen identiteit. Wie ben ik? Wie ben jij? Je onderscheidt je en ontdekt wat wel en niet bij je past. Hoe ga je ermee om als je je anders voelt dan er van je verwacht wordt? Op wie word je verliefd en op wie niet? Wie kun je in vertrouwen nemen? Is er iets mis met je als je je niet op je gemak voelt in een bepaalde groep? Dit zijn onderwerpen waar veel jeugdboeken over gaan. Ze zorgen voor herkenning en helpen je bij het vinden van antwoorden op de vragen waar je mee zit.

Slide 18 - Tekstslide

Fictie
Een voorbeeld van een niet-realistische fictie is een fantasyroman, waarin nietbestaande wezens voorkomen.

Slide 19 - Tekstslide

Non-fictie

Tegenover fictie staat non-fictie. Dit zijn niet-verzonnen teksten zoals een nieuwsbericht of een geschiedenisboek. Ook jouw lesboek Nederlands is non-fictie. 

Ze hebben als doel je te informeren.

Slide 20 - Tekstslide

Fictie en non-fictie
Fictie = alles wat verzonnen is.
Fictie die 'net echt' is, noemen we realistisch.

Fictie die niet waar kan zijn, noemen we niet-realistisch
Voorbeelden: leesboeken, strips, toneelstukken

Non-fictie = alles wat niet verzonnen is. 
Voorbeelden: schoolboeken, nieuwsberichten, enz.

Slide 21 - Tekstslide

Fictie of non-fictie?

Slide 22 - Tekstslide

Fictie of non-fictie?
Fictie of non-fictie?

Slide 23 - Tekstslide


A
fictie
B
non-fictie

Slide 24 - Quizvraag


A
fictie
B
non-fictie

Slide 25 - Quizvraag


A
fictie
B
non-fictie

Slide 26 - Quizvraag

fictie of non-fictie
A
fictie
B
non-fictie

Slide 27 - Quizvraag

Fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 28 - Quizvraag

Vormen van fictie zijn:
timer
0:10
A
Strips, gedichten, korte verhalen, series, films, musicals
B
Kookboeken, reisgidsen, informatiefolders
C
Kranten, tijdschriften, posters

Slide 29 - Quizvraag

Voorbeelden van non-fictie zijn:

timer
0:10
A
Schoolboeken / krantenartikelen
B
De musical 'Cats'
C
Sprookjes / stripverhalen
D
Boeken van Carry Slee

Slide 30 - Quizvraag

Aan de slag
Open je boek bij hoofdstuk 7 en lees de theorie door.

Maak opdracht 1 t/m 5.
Dit is tevens je huiswerk voor de volgende les. 

Je mag samenwerken met je buurman of buurvrouw, maar praat zachtjes. 

Slide 31 - Tekstslide


Is de opdracht duidelijk?

Slide 32 - Tekstslide

Volgende les

We gaan verder met fictie: uitleg PO. 

Slide 33 - Tekstslide

Zijn voor jou de lesdoelen behaald

Ik herken het onvoltooid deelwoord en ken de spelling. 
Ik ken het verschil tussen fictie en non fictie. 

Slide 34 - Tekstslide

Hoe ging deze les?
Wat heb je geleerd vandaag?

Wat vond je leuk aan deze les? 

Heeft iemand vragen?

Slide 35 - Tekstslide

Fijne dag

Slide 36 - Tekstslide