Betoog schrijven

betoog schrijven
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

betoog schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Betoog
Een betoog schrijf je als je anderen wilt overtuigen. Je schrijfdoel is overtuigen. 
Je kunt een betoog schrijven met een standpunt, argumenten, ondersteunende feiten en tegenargumenten. 
Daarbij verduidelijk je de structuur d.m.v. signaalwoorden.

Slide 2 - Tekstslide

 in het kort
  • betoog: overtuigende tekst
  • standpunt: een houding die je aanneemt ten aanzien van een actueel vraagstuk.
  • argumenten: taaluitingen waarmee een schrijver zijn standpunt verdedigt tegen kritiek.
  • tegenargumenten: Met een tegenargument of een tegenwerping ontkracht je een standpunt of een argument, je maakt dat standpunt of argument minder aanvaardbaar.
  • weerlegging: Met een weerlegging ontkracht je een tegenargument

Slide 3 - Tekstslide

opbouw betoog

  • inleiding: aandacht trekken + standpunt geven
  • middenstuk: -argumenten (per argument 1 alinea -> geef                                        feiten die het argument ondersteunen)                                           -tegenargument + weerlegging
  • slot: herhaling standpunt in andere woorden (+ uitsmijter)

Slide 4 - Tekstslide

de inleiding + slot
Twee functies van de inleiding zijn:
1. De aandacht van de lezer trekken  +
2. Het onderwerp introduceren.


Slide 5 - Tekstslide

aandacht trekken door:
1. iets uit de actualiteit
2. iets uit de geschiedenis
3. een voorbeeld, zoals een kort verhaaltje of een eigen ervaring
4. iets wat voor de lezer van persoonlijk belang is

Slide 6 - Tekstslide

onderwerp introduceren door:
  1. een hoofdvraag en eventueel deelvragen over een bepaald verschijnsel te stellen
  2. een probleem te formuleren d.m.v. probleemstelling
  3. een standpunt te geven

Slide 7 - Tekstslide

slot
Je formuleert de hoofdgedachte van de tekst: 
  -het antwoord op de hoofdvraag
  -een oplossing voor het probleem 
  -een herhaling van je standpunt

Vaak is de hoofdgedachte een conclusie. Je kunt deze aanvullen met een aanbeveling of toekomstverwachting.

Slide 8 - Tekstslide

slot
  • In het slot gebruik je signaalwoorden als:                                      daarom, kortom, al met al, dus

  • De tekst sluit je af met een krachtige zin: de uitsmijter.

Slide 9 - Tekstslide

Opdrachten maken
Hoofdstuk 4 schrijven,

Opdracht 1 en 2

Slide 10 - Tekstslide