TH2 - Thema 3 de bloedslomloop - Basisstof 4, uitscheiding

Wat is de functie van hemoglobine?
A
Door hemoglobine wordt het bloed dikker
B
Het is noodzakelijk voor zuurstof opname
C
Bevordert de zuurstof afgifte in de longen
D
Door hemoglobine wordt het bloed dunner
1 / 15
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat is de functie van hemoglobine?
A
Door hemoglobine wordt het bloed dikker
B
Het is noodzakelijk voor zuurstof opname
C
Bevordert de zuurstof afgifte in de longen
D
Door hemoglobine wordt het bloed dunner

Slide 1 - Quizvraag


Uit welke 4 onderdelen bestaat bloed?
A
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en zuurstof
B
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en koolstofdioxide
C
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplasma, rode-, blauwe bloedcellen en bloedplaatjes

Slide 2 - Quizvraag

Zet de juiste benaming bij de nummers 1 t/m 4. (R)
longader
aorta
rechter boezem
hartzakje
holle ader
longslagader
linker boezem
rechter boezem

Slide 3 - Sleepvraag


Johan snijdt in zijn vingertop. Het bloed drupt eruit en hij plakt er een pleister op. Waarom drupt het bloed uit de vinger en spuit het er niet uit?

A
In je vingertop zitten haarvaten, daar staat niet zo veel druk.
B
In je vingertop zitten aders, daar staat niet zo veel druk.
C
In je vingertop zitten lymfevaten, daar staat niet zo veel druk.
D
In je vingertop zitten slagaders, daar staat veel druk.

Slide 4 - Quizvraag


Ventrikelseptumdefect (VSD) is een aangeboren hartafwijking. Bij een VSD sluit het tussenschot tussen de hartkamers niet helemaal goed. Er zit een gaatje in. Baby’s met deze afwijking hebben vaak moeite met de voeding. De baby is al moe of buiten adem voordat de fles leeg is. Leg uit waarom een baby met VSD sneller buiten adem is dan een gezonde baby.

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

De buitenkant van een nier heet
A
nierschors
B
niermerg
C
nierbekken

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen de nierslagader en nierader als het gaat om 1. voedingsstoffen en 2. afvalstoffen
A
1. minder 2. minder in de slagader dan in de ader
B
1. minder 2. meer in de slagader dan in de ader
C
1. meer 2. minder in de slagader dan in de ader
D
1. meer 2. meer in de slagader dan in de ader

Slide 13 - Quizvraag

De urine wordt verzameld in
A
nierschors
B
niermerg
C
nierbekken
D
urineleider

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide