2KGT - H4 - Spelling leestekens

H4 - Spelling
Leestekens
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H4 - Spelling
Leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Welke leestekens
ken je al?

Slide 2 - Woordweb

Doel van de les

Je leert deze les het gebruik van de volgende leestekens:

  • Komma
  • Aanhalingstekens
  • Dubbele punt

Slide 3 - Tekstslide

Een komma staat op de plaats waar je bij het hardop lezen even een rust neemt.
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quizvraag

Komma
  • Tussen twee persoonsvormen. 

      Toen ze thuis kwam, zag ze dat de kerstverlichting al brandde.

  • Delen van een opsomming zet je tussen komma's.
    In de supermarkt kocht hij: andijvie, bloemkool en een CD.
  • Na een naam of uitroep aan het begin van een zin.
    Jan, waar ga jij heen?
  • Bijstelling zet je tussen komma's.
    Janneke, het leukste meisje uit de klas, heeft nu ook de griep.

Slide 5 - Tekstslide

Maak een zin met een komma.

Slide 6 - Open vraag

Dubbele punt
  • Een dubbele punt staat voor een opsomming.
De bezwaren tegen Athene in de zomer zijn: de hitte, de drukte en de smog.

  • Een dubbele punt staat voor een verklaring/ uitleg.
Ik wil van de zomer niet naar Athene: het is me daar te warm.

  • Een dubbele punt staat voor een zin die iemand gaat zeggen. 
Ik zei: 'Ik wil van de zomer niet naar Athene.'




Slide 7 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een : (dubbele punt)?

Slide 8 - Open vraag

Aanhalingstekens

Je gebruikt aanhalingstekens als je iemands woorden letterlijk weergeeft. Dit heet ook wel een citaat. 

 

Slide 9 - Tekstslide

Leestekens bij citaten
  • Staat het citaat voorop staat, dan gebruik je geen dubbele punt. 
'Morgen ga ik naar de winkel', zei de man. 

  • Je schrijft geen komma na het citaat als het citaat eindigt met een uitroep teken of vraagteken. 
'Dat mag absoluut niet!' riep de trainer. 
'Waarom ga je morgen naar de winkel?' vroeg het meisje. 


Slide 10 - Tekstslide

Plaats de ontbrekende leestekens:
Gijs schreeuwde Help ik ben in het water gevallen

Slide 11 - Open vraag

Welk leesteken mist er in de zin?
Dat is morgen, zei Gerrit.
A
Dubbele punt
B
Aanhalingstekens
C
Komma
D
Uitroepteken

Slide 12 - Quizvraag

Welk leesteken mist er in de zin?
Piet zei 'Dat is niet een goede zin.'
A
Aanhalingstekens
B
Komma
C
Dubbele punt
D
Uitroepteken

Slide 13 - Quizvraag

Welk leesteken mist er in de zin?
Als je dat wilt moet je dat doen.
A
Aanhalingstekens
B
Komma
C
Dubbele punt
D
Uitroepteken

Slide 14 - Quizvraag

Nu zelf
--> Vind je het lastig? Maak opdr. 1, 2 en 3

--> Vind je het makkelijk? Maak opdr. 2,3 en 4

Lees het groene stukje op blz. 155
Maak opdr. 6 en 7




Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link