11.4 Enzymen

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

Slide 1 - Tekstslide

Planning

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk dinsdag 14 november
Maken + nakijken basiskennisvragen 11.4

Samenvatting/begrippenlijst 11.4 maken
Huiswerk voor deze les:
Maken basisvragen 11.3

Slide 3 - Tekstslide

Noem het organel in de cel waar de vorming van eiwitten uit aminozuren plaatsvindt.

Slide 4 - Open vraag

Planten maken zelf aminozuren uit anorganische stoffen. Dieren doen dit niet. Voor de vorming van elk aminozuur neemt een plant minstens drie stoffen uit het milieu op. Voor sommige aminozuren worden ook nog andere (groepen van) stoffen opgenomen. Welke atomen moeten er minstens in die drie stoffen zitten om een aminozuur te kunnen vormen?

Slide 5 - Open vraag

Als twee aminozuren gekoppeld worden, dan wordt daarbij een bepaald molecuul gevormd. Welke? (R)
A
CO2
B
H
C
OH
D
H2O

Slide 6 - Quizvraag

Leerdoelen deze les

Ik weet hoe een enzym-substraat complex werkt en hoe externe factoren invloed hebben op de werking van het complex



Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Enzymen
Enzymen zijn verantwoordelijk voor de stofwisselingsreacties in de cel. Ze zijn reactiespecifiek en substraatspecifiek.

Zijn altijd eiwitten

Er zijn twee soorten
- Afbrekende enzymen (bij vertering)

- Opbouwende enzymen (bij spiervorming)

Slide 9 - Tekstslide

Enzym-substraat complex
Door hun ruimtelijke structuur kunnen ze maar met één stof (substraat) reageren

Enzymen zijn substraat-specifiek. Ze binden zich dus maar aan één bepaalde stof



Slide 10 - Tekstslide

Voorbeelden van verschillende enzymen zijn maltase, amylase en cellulase. Voorbeelden van verschillende substraten zijn maltose, amylose en cellulose. Valt hierin iets op? (T1)

Slide 11 - Open vraag

Enzym-substraat complex
Het substraat eindigt altijd op -ose
Het enzym eindigt altijd op -ase

Voorbeelden
Cellulose – cellulase
Maltose – maltase
Amylose (zetmeel) - amylase



Slide 12 - Tekstslide

Enzymen werken in ons lichaam het beste bij een bepaalde temperatuur. Welke is dat? (T1)

Slide 13 - Open vraag

Enzymenactiviteit en temperatuur
Hoe warmer, hoe meer enzym-substraat complexen worden gevormd

Vanaf een bepaalde temperatuur denatureren enzymen

Denatureren = onomkeerbare verandering van ruimtelijke structuur
 

Slide 14 - Tekstslide

Bij denaturatie verandert de ruimtelijke structuur van een enzym. Wat voor invloed heeft dat op het enzym-substraat complex?

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

gevoelig voor zuurtegraad
reactieversnellers van stofwisselingsreacties
gereedschappen van de cel
bij lichaamstemperatuur is het te koud om in een cel normaal gesproken reacties te laten plaatsvinden
reactiespecifiek
herbruikbaar
substraatspecifiek
substraat = stof die wordt bewerkt


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Huiswerk voor dinsdag
Maak de volgende opdrachten
- basiskennisvragen 11.4


Klaar? Begin dan aan je samenvatting van 11.3 en 11.4



Slide 19 - Tekstslide

Afsluiting: Leerdoelen

Ik weet hoe een enzym-substraat complex werkt en hoe externe factoren invloed hebben op de werking van het complex



Leg het leerdoel in je eigen woorden uit. Lever je papier in.

Slide 20 - Tekstslide