8.4 Veranderende ecosystemen 4V

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 8.4 Veranderende ecosystemen
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 8.4 Veranderende ecosystemen

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 8
8.1 Populatiedynamiek in ecosystemen
8.2 Energie in ecosystemen
8.3 Kringlopen in ecosystemen (lastig!)
8.4 Veranderende ecosystemen

Slide 2 - Tekstslide

Eerst kort herhaling vorige les
De stikstofkringloop

Slide 3 - Tekstslide

Welke N-bevattende stof nemen alle planten op?
A
nitraat
B
nitriet
C
ammonium
D
DNA

Slide 4 - Quizvraag

Uit welke twee bacteriën bestaan de nitrificerende bacteriën?
A
Urobacterie & nitrietbacterie
B
Nitrietbacterie & nitraatbacterie
C
Nitraatbacterie & Denitrificerende bacterie
D
Denitrificerende bacterie & Fixatiebacterie

Slide 5 - Quizvraag

Leerdoel 8.4
  • Je beschrijft de opeenvolgende stadia van een successie.
  • Je legt de factoren die successie beïnvloeden en de rol van natuurbeheer uit.
  • Je beschrijft de invloed van exoten op bestaande ecosystemen.


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Intraspecifieke concurrentie.
  • concurrentie om natuurlijke hulpbronnen tussen individuen van dezelfde soort.
  • Er kan concurrentie zijn om: voedsel, ruimte, nestgelegenheid, partners, schuilplaatsen, water enz.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

lange termijn niet, want:
 ->  meer tonijn  -> wordt er meer makreel gegeten -> wordt minder kleine visjes gegeten -> groeien flink -> eten teveel kleine garnaalachtigen -> explosieve groei eencellig leven bijv. algen -> 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

reducenten breken organische stof af tot anorganische stof

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

biomassa is altijd alle droge stof dus zonder het water. Deze is koolstof houdend en komt dus vanuit de CO2 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Koeienmest bevat ureum en ammoniak dit zijn  stikstofhoudende stoffen en N is een belangrijke bouwstof voor eiwitten die nodig zijn om te groeien

Slide 22 - Tekstslide

Begrippen in bs 8.4
  • Pioniersoorten
  • Pionierstadium
  • Climaxstadium
  • (Primaire en secundaire) successie
  • Subclimaxstadium


Slide 23 - Tekstslide

Stel je voor......
........ we gooien de school plat en halen alle bouw materialen weg. Er blijft een lege vlakte over.







Slide 24 - Tekstslide

DDU Opdracht:
Bedenk gedurende 5 min voor jezelf:
  • Wat gebeurt er dan?
  • Welke soorten vestigen zich als eerste? En dan? En dan?
  • Kun je iets zeggen over de tolerantiegrenzen van die soorten m.b.t. abiotische factoren?
  • Hoe ontwikkelt de biodiversiteit zich?
  • Hoe ontwikkelen de abiotische factoren zich?
  • Hoe ontwikkelt de biomassa zich?
Overleg nu gedurende 5 min. met je buur vul eventueel je antwoorden aan.
Hierna  bespreken we de vragen klassikaal 




Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Subclimaxstadium
ccds









De biodiversiteit is hoger in het subclimax stadium: streven bij natuurbeheer
Climaxstadium
  • laatste stadium na successie, waarbij abiotische factoren en soortensamenstelling min of meer constant zijn De populaties zijn in evenwicht, de diversiteit is hoog en het ecosysteem is stabiel.
pioneerecosysteem
  • ecosysteem dat als eerste ontstaat in een gebied, waar geen of vrijwel geen leven was
subclimaxstadium
  • stadium dat vooraf gaat aan het climaxstadium, maar bevat vaak meer bijzondere soorten dan in een climaxstadium

Slide 27 - Tekstslide

Successie
Vraag:
is hier primaire of secundaire successie weergegeven?

Slide 28 - Tekstslide

Successie
  1. Pioniersoort: heeft ruime tolerantie voor veel abiotische factoren
  2. Successie: opeenvolging van levensgemeenschappen dankzij natuurlijke processen
  3. Subclimaxstadium: waar een ecosysteem soms blijft hangen door een biotische factor of beheer
  4. Climaxstadium: laatste fase van successie waarbij zich amper nieuwe soorten vestigen

Slide 29 - Tekstslide

Even checken...leerdoelen

Slide 30 - Tekstslide

De zon heeft het meeste invloed op..
A
een climaxstadium
B
een pioniersstadium

Slide 31 - Quizvraag

In welk stadium heb je meer interspecifieke concurrentie?
A
subclimaxstadium
B
climaxstadium
C
pioniersstadium

Slide 32 - Quizvraag

Hier heb je veel humus:
A
pioniersstadium
B
climaxstadium

Slide 33 - Quizvraag

Het stabielst is een ecosysteem in het...:
A
climaxstadium
B
subclimaxstadium
C
pioniersstadium
D
zuidelijk halfrond

Slide 34 - Quizvraag

Ik weet hoe van een eenvoudig ecosysteem een complex ecosysteem tot stand komt.
A
eens
B
oneens

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Video

Exoten
  • Soorten afkomstig uit een ander gebied die zich vestigen in een ecosysteem
Plaagorganismen:
  • exoten die zich snel uitbreiden ten koste van andere organismen.
  • Invasieve exoot: brengt een ernstige verstoring teweeg in het ecosysteem

Slide 37 - Tekstslide

Exoten voorbeelden

Slide 38 - Tekstslide

Huiswerk
  • Maak de opdrachten van bs 8.4
  • Kies je leerroute



Slide 39 - Tekstslide