8.4 Veranderende ecosystemen

8.4 Veranderende ecosystemen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

8.4 Veranderende ecosystemen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
12. Je kunt de opeenvolgende stadia van successie beschrijven
13. Je kunt de factoren die successie beïnvloeden beschrijven en de rol van natuurbeheer hierin
14. Je kunt de invloed van exoten / uitheemse soorten op bestaande ecosystemen beschrijven

Slide 2 - Tekstslide

Lezen blz. 264 -266
Tekstbegripsvragen:
1. Wat zijn kenmerken van pioniersoorten?
2. Hoe veranderen de abiotische factoren tijdens de successie?
3. Wat zijn de kenmerken van een climaxstadium?
4. Wat is het verschil tussen primaire en secundaire succesie?
5. Wat is een exoot? 

timer
7:00

Slide 3 - Tekstslide

Kale gebieden
Lege gebieden
Hoe ga je van hier naar een tropisch regenwoud?

Slide 4 - Tekstslide

Successie
Successie = verandering van de soortensamenstelling van een ecosysteem, waardoor deze geleidelijk overgaat in een ander ecosysteem. 

primaire successie = kale bodem (rots, zand)
secundaire successie = humuslaag (bijv. na een brand)

Slide 5 - Tekstslide

Pionierecosysteem
  • Kale grond, een kale rots, nieuwe duin zal na verloop van tijd begroeid raken met korstmossen of kleine planten. Deze eerste vegetatie zijn pioniersoorten
  • Zij zijn erg tolerant wat de abiotische factoren als licht, water en temperatuur betreft.
  • Deze planten trekken dieren aan, het eerste pionierecosysteem is ontstaan. Hierdoor worden de omstandigheden gunstiger voor nieuwe soorten om zich hier te vestigen.

Slide 6 - Tekstslide

Humus
Door doodgaan van planten en dieren ontstaat humus, waardoor de omstandigheden sterk verbeteren. 
Hierdoor kunnen grotere planten op deze plek groeien, grotere dieren zich hier vestigen en het pionierecosysteem gaat over in een ander ecosysteem. 
Dit maakt de omstandigheden nóg gematigder, zodat weer andere planten en dieren zich hier vestigen.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Climaxstadium
Laatste stadium: climaxstadium: grote biodiversiteit,
weinig schommeling in omstandigheden, veel soorten,
kleine aantallen per soort.


Slide 9 - Tekstslide

eerste pioniersplanten
grotere pioniersplanten volgen

Slide 10 - Tekstslide

grotere planten, dieren
climaxstadium

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeelden:
strand -> duinen -> bos
zand -> heide -> bos
plas -> veen/moeras -> bos
rots onder water -> koraalrif
kale grond -> steppe/prairie -> (regen)woud

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Tekstslide

Pioniersstadium
  • weinig soorten
  • weinig interspecifieke relaties
  • kleine biomassa
  • grote invloed abiotische factoren
  • geen humus (bij primaire successie)
Climaxstadium
  • veel soorten
  • veel interspecifieke relaties
  • grote biomassa
  • kleine invloed abiotische factoren
  • veel humus

Slide 18 - Tekstslide

Even testen..

Slide 19 - Tekstslide

De zon heeft het meeste invloed op..
A
een climaxstadium
B
een pioniersstadium

Slide 20 - Quizvraag

In welk stadium heb je meer interspecifieke concurrentie?
A
subclimaxstadium
B
climaxstadium
C
pioniersstadium

Slide 21 - Quizvraag

Hier heb je veel humus:
A
pioniersstadium
B
climaxstadium

Slide 22 - Quizvraag

Ik weet hoe van een eenvoudig ecosysteem een complex ecosysteem tot stand komt.
A
eens
B
oneens

Slide 23 - Quizvraag

Programma
Meerdere mogelijkheden:
1. Inzien toets H1, H4
2. Samenvatten voor de toets
3. Oefenen:
- Biologiepagina oefentoetsen / examenvragen
- Toepassingsvragen maken van ieder hoofdstuk
- Examentrainers maken van ieder hoofdstuk

Toetsstof ST:
H1, H4, H7 en H8

Slide 24 - Tekstslide