Les 8_Signaalwoorden en rellen avondklok

Wat zijn de doelen van vandaag?
AAN HET EINDE VAN DE LES...
- weet je wat signaalwoorden zijn.
- weet je waarom we signaalwoorden gebruiken in teksten.
- kun je zelf signaalwoorden gebruiken in een schrijfopdracht.
- weet je wat de oorzaak is van de rellen in Nederland.
- weet je wie de relschoppers zijn.
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat zijn de doelen van vandaag?
AAN HET EINDE VAN DE LES...
- weet je wat signaalwoorden zijn.
- weet je waarom we signaalwoorden gebruiken in teksten.
- kun je zelf signaalwoorden gebruiken in een schrijfopdracht.
- weet je wat de oorzaak is van de rellen in Nederland.
- weet je wie de relschoppers zijn.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

OPDRACHT SIGNAALWOORDEN
Maak de drie zinnen op drie manieren af, steeds met een ander signaalwoord:

1a. Bergbeklimmers belandden in een file aan de top, omdat...

1b. Bergbeklimmers belandden in een file aan de top, maar...

1c. Bergbeklimmers belandden in een file aan de top, waardoor...

Slide 3 - Tekstslide

SIGNAALWOORDEN
Wat zijn signaalwoorden?
Margot houdt heel veel van frietjes, maar ik vind ze heel vies.

Waarom gebruiken we signaalwoorden in een tekst?
Kenny gaat slapen. Hij is moe.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Even oefenen...
OPDRACHT 1:
Welk signaalwoord past in de zin?

Kies in iedere zin het juiste antwoord.

Slide 13 - Tekstslide

Emine is vandaag ontzettend blij, __ haar zusje is vannacht geboren.
A
omdat
B
want
C
en
D
ook

Slide 14 - Quizvraag

Haar moeder zei eergisteren nog dat ze een paar weken geduld moest hebben, ___ ineens was ze daar dan!
A
toch
B
want
C
maar
D
en

Slide 15 - Quizvraag

Emine heeft allerlei spulletjes voor haar zusje gekocht, __ kleertjes, een knuffeltje en een speentje.
A
maar
B
ook
C
verder
D
zoals

Slide 16 - Quizvraag

Emines zusje heet Farah en ze hebben allebei ___ kleur ogen.
A
dezelfde
B
hetzelfde
C
net als
D
vergeleken met

Slide 17 - Quizvraag

Morgen neemt Emine beschuit met muisjes mee naar school, __ haar zusje Farah geboren is.
A
want
B
maar
C
omdat
D
terwijl

Slide 18 - Quizvraag

__ laat ze haar hele klas een foto van het kleine meisje zien.
A
En
B
Toch
C
Bovendien
D
Maar

Slide 19 - Quizvraag

Even oefenen...
OPDRACHT 2:
Welk verband geeft het signaalwoord aan?

Kies in iedere zin het juiste antwoord.

Slide 20 - Tekstslide

Een fiets vindt Marco maar een saai ding, maar auto’s hebben een speciaal plekje in zijn hart.
A
reden
B
opsomming
C
samenvatting
D
tegenstelling

Slide 21 - Quizvraag

Hij wil dolgraag automonteur worden, want zijn vader is dat ook.
A
reden
B
opsomming
C
samenvatting
D
tegenstelling

Slide 22 - Quizvraag

Op een dag wil hij een garage waarin hij auto’s, auto-onderdelen en banden verkoopt.
A
reden
B
opsomming
C
voorbeeld
D
tegenstelling

Slide 23 - Quizvraag

Marco verkoopt het liefst van die snelle auto’s, zoals sportwagens.
A
reden
B
opsomming
C
voorbeeld
D
samenvatting

Slide 24 - Quizvraag

Kortom, hij weet al helemaal wat hij in de toekomst wil gaan doen.
A
samenvatting
B
opsomming
C
voorbeeld
D
tegenstelling

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

DE STELLING

"De relschoppers moeten hard worden aangepakt."
DE OPDRACHT

1. Maak tweetallen.
2. Denk samen na over de stelling: Waarom moeten de relschoppers wel of niet hard worden aangepakt? Schrijf eventueel wat steekwoorden op.
3. Schrijf naar aanleiding van de stelling een tekst met ongeveer 3 argumenten.
4. Gebruik in de schrijfopdracht minimaal 10 signaalwoorden en onderstreep deze woorden.
5. Schrijf samen minimaal 180 woorden.
6. Zijn jullie klaar? Stuur de schrijfopdracht in de chat.
timer
20:00

Slide 29 - Tekstslide

DE VERBANDEN NOG EEN KEER OP EEN RIJTJE:

1. VOORBEELD
2. OPSOMMING
3. TEGENSTELLING
4. VERGELIJKING
5. UITLEG/REDEN
6. SAMENVATTING
7. CONCLUSIE
EN NU?

1. In dezelfde tweetallen krijgen jullie de schrijfopdracht van een ander tweetal.
2. Bekijk de onderstreepte signaalwoorden die ze hebben gebruikt in de opdracht.
3. Zijn de signaalwoorden goed gebruikt?
Ja? > Laat ze staan.
Nee? > Verbeter ze.
4. Schrijf achter ieder signaalwoord het verband dat het signaalwoord, bijvoorbeeld:
Kenny gaat slapen, want hij is moe.
want = reden/uitleg
5. Zijn jullie klaar? Stuur de (verbeterde) versie in de chat.
timer
10:00

Slide 30 - Tekstslide

Wat heb je vandaag geleerd?
Noem 3 dingen.

Slide 31 - Woordweb

Wat waren de doelen van vandaag?
AAN HET EINDE VAN DE LES...
- weet je wat signaalwoorden zijn.
- weet je waarom we signaalwoorden gebruiken in teksten.
- kun je zelf signaalwoorden gebruiken in een schrijfopdracht.
- weet je wat de oorzaak is van de rellen in Nederland.
- weet je wie de relschoppers zijn.

Slide 32 - Tekstslide