Ik/ heb /voor hem /een bord spaghetti /opgeschept.
pv heb
ow ik
wg heb opgeschept
lv een bord spaghetti
voor wie heb ik een bord spaghetti opgeschept?
mv voor me
het meewerkend voorwerp
Slide 10 - Tekstslide
Voorbeeld 2
/De docent/ heeft /ons /die opdracht /uitgelegd./
pv heeft
ow de docent
wg heeft uitgelegd
lv die opdracht
Aan wie heeft de docent die opdracht uitgelegd? Antwoord: ons (=luisteraar) > mv ons
het meewerkend voorwerp
Slide 11 - Tekstslide
Noteer het meewerkend voorwerp in de volgende zin.
Pim geeft zijn hond een lekker bot.
Slide 12 - Open vraag
Noteer het meewerkend voorwerp in de volgende zin.
Schenk jij de limonade in voor je vriendinnen?
Slide 13 - Open vraag
Zit er een meewerkend voorwerp in de volgende zin?
De schoenen staan voor de verwarming te drogen.
A
ja
B
nee
C
Slide 14 - Quizvraag
Zit er een meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Hij hangt zijn jas aan de kapstok.
A
ja
B
nee
C
Slide 15 - Quizvraag
Studyflow G3 afmaken
klaar: start maken G4.1
Lees eerst de uitleg!
Aan de slag!
Slide 16 - Tekstslide
Een bijwoordelijke bepaling (bwb) geeft antwoord op vragen als: Hoe? Hoelang? Hoever? Waar? Waardoor? Waarheen? Waarom? Waarover? Waarvandaan? Waar? Wanneer?
– In de garage staat de oldtimer van hem. (Waar?)
– De vakantie begint over drie weken. (Wanneer?)
– Het theater werd wegens een verbouwing
gesloten. (Waarom?)
– Waarom heb je dat leuke jurkje geruild?
de bijwoordelijke bepaling
Slide 17 - Tekstslide
Ook de vraagwoorden waarmee je bijwoordelijke bepalingen zoekt (hoe, waar, waardoor, waarheen, waarom, wanneer enzovoort), zijn in een zin bijwoordelijke bepaling:
– Waarom heb je dat leuke jurkje geruild?
de bijwoordelijke bepaling
Slide 18 - Tekstslide
Let op: niet alle bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op een vraag.
Ook woorden als niet, wel, zeker, absoluut, eigenlijk, allicht, natuurlijk, misschien, vermoedelijk en waarschijnlijk zijn bijwoordelijke bepaling.
de bijwoordelijke bepaling
Slide 19 - Tekstslide
Zo vind je de bijwoordelijke bepalingen
1. Noteer onderwerp en werkwoordelijk gezegde.
2. Zoek naar lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.
3. De zinsdelen die dan nog overblijven, zijn meestal een bijwoordelijke bepaling.
Let op: niet in alle zinnen komt een bijwoordelijke bepaling voor, maar een zin kan ook meerdere bijwoordelijke bepalingen bevatten.
de bijwoordelijke bepaling
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Je krijgt zo een figuur dat bestaat uit driehoekjes. Knip die uit: verdeel de taken.
Als je de zinsdelen op de juiste wijze hebt aangelegd, dan krijg je een piramide als uitkomst
Werk goed samen: iedereen moet aan mij kunnen uitleggen waarom jullie voor een bepaald zinsdeel hebben gekozen.
Slide 23 - Tekstslide
Zijn jullie klaar, dan kom ik dat controleren.
Ook zal ik aan elk groepslid vragen hoe jullie tot het antwoord zijn gekomen.
Het groepje dat als eerste klaar is, wint een prijsje.