GYM 1 - Maandag 16-9 pv/zinsdelen/ond

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Planning

1. Lesdoel
2. Herhalen: persoonsvorm/zinsdelen/onderwerp
3. Samen oefenen, nakijken opdr. 2 en 3 & aan de slag!
4. Oefening met muziek
5. Afsluiting klassikaal
6. Huiswerk & taalvout

Lesdoel:

Na de les:

• Weet je wat de persoonsvorm, zinsdelen en het onderwerp zijn en kun je deze ontleden in een zin.

• Weet je wanneer je hoofdletters en leestekens gebruikt.

Hoe vind je de persoonsvorm (pv) in een zin?

Manieren om de pv te vinden

De jongen loopt naar school.

• De vraagproef - Maak van de zin een vraag. Het werkwoord dat vooraan komt te staan, is de pv.

Loopt de jongen naar school?

• De tijdproef - Zet de zin in een andere tijd: maak van tegenwoordige tijd de verleden tijd of andersom. Het werkwoord dat verandert, is de pv.

De jongen liep naar school.

• De getalproef - verander het getal: maak van het enkelvoud het meervoud of andersom. Het werkwoord dat verandert, is de pv.

De jongens lopen naar school.

Wat is de pv?
Zo'n 2000 jaar geleden bouwden de oude Chinezen muren langs hun noordelijke grens.

Wat is de pv?
Wie gaat er zaterdag mee naar het schoolfeest?

Zinsdelen

Woord of groepje woorden die bij elkaar horen.

• PV is één zinsdeel.
• Alles voor de PV is één zinsdeel.
• Alles wat voor de PV kan is een apart zinsdeel.

Deel de zin op in zinsdelen (zet strepen \ ):

Zo konden aanvallen worden afgeslagen.

Hoe vind je het onderwerp (o) in een zin?

Wat is het onderwerp?
In deze periode maakt de bevolking de muur sterker.

Aan de slag!

1. Klassikaal maken zin 1 & 2 theorieboekje grammatica (blz. 28).

2. Kijk opdrachten 2 & 3 van Grammatica zinsdelen na (blz. 26 Nieuw Nederlands boek)

3. Pak je theorieboekje grammatica. 

Maak de zinnen van blz. 28. (PV, zinsdelen & O.)

Opdracht 2 

1 was 

2 vieren 

3 zijn 

4 herbergt 

5 leggen 

6 trekt 

7 werd 

8 is

Opdracht 3

1 Vroeger | maakten | weerkundigen | gebruik | van hun ervaring.

2 Ook | keken | ze | heel goed | naar natuurverschijnselen.

3 Zagen | ze | de zwaluwen | laag | door de lucht | vliegen?

4 Dan | wees |dat | volgens de meteorologen | op slecht weer.

5 Toch | blijken | die oude waarnemingen | op waarheid | te berusten.

6 Zwaluwen | jagen | immers | in de lucht | op insecten. 

7 Bij lagere temperaturen | gaan | die insecten | lager | vliegen. 

8 Laagvliegende zwaluwen | kondigen | dus | een weersverslechtering | aan. 

Klaar?

Pak je theorieboekje grammatica.

Maak de zinnen van blz. 28. (PV, zinsdelen & O.)

Aan de slag!

Grammatica:

Maak de eerste 8 zinnen van blz. 28 theorieboekje Grammatica (PV, zinsdelen & O) af.

Spelling:

Lees de groene theorie op blz. 31 (Spelling hf. 1).

Maak opdracht 2.

Maak de oefeningen via de volgende links:

Oefening hoofdletters 1

Oefening hoofdletters 2

Oefening hoofdletters 2

Oefening met muziek!

Oefening met muziek!

Je hoort zometeen een tof liedje.

Werk samen met je buur.

Pak 2 kleuren stiften

- 1 kleur voor de persoonsvormen

- 1 kleur voor de onderwerpen

Arceer zoveel mogelijk persoonsvormen en onderwerpen tijdens het liedje! 

Wat is de boodschap van het liedje?

Is het lesdoel voor jou behaald en heb je goed gewerkt? 

Ja/nee/gedeeltelijk, want ...

LESDOEL:

Na deze les:

• Weet je wat de persoonsvorm, zinsdelen en het onderwerp zijn en kun je deze ontleden in een zin.
  

• Weet je wanneer je hoofdletters en leestekens gebruikt.

Huiswerk

Grammatica:

* Maak de eerste 8 zinnen van blz. 28 Theorieboekje grammatica af.