V5maw - 10.3 en 10.4

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat was de definitie van sociale ongelijkheid ook alweer. (Tip: hij bestond uit drie delen)

Slide 3 - Open vraag

Mensen met een Nederlands klinkende naam worden sneller aangenomen dan mensen met een niet-Nederlandse naam.
Dit is ongelijkheid op het gebied van:
A
Macht
B
Bezit
C
Status

Slide 4 - Quizvraag

De ene student doet met gemak universiteit. De ander haalt met heel veel moeite een mbo-opleiding.
Dit is ongelijkheid op het gebied van:
A
Macht
B
Bezit
C
Status

Slide 5 - Quizvraag

Een vrouw wordt in één klap rijk door een erfenis van een opa.
A
Positieverwerving
B
Positietoewijzing

Slide 6 - Quizvraag

Een advocate pleegde fraude en kreeg direct ontslag
A
Positieverwerving
B
Positietoewijzing

Slide 7 - Quizvraag

Een moeder die stopt met werken wordt al snel gezien als 'soft'.
A
Positieverwerving
B
Positietoewijzing

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Welk paradigma?
Een goed verzorgd iemand wordt eerder aangenomen, terwijl het niks zegt over haar/zijn kwaliteiten.
A
Functionalisme
B
Conflict
C
Sociaalconstructivisme
D
Rationele actor

Slide 16 - Quizvraag

Welk paradigma?
Als je in een arm gezin geboren wordt, wordt het heel lastig om daaruit op te klimmen.
A
Functionalisme
B
Conflict
C
Sociaalconstructivisme
D
Rationele actor

Slide 17 - Quizvraag

Welk paradigma?
Iemand begint een eigen bedrijf. Dat mislukt en nu zit ze in de bijstand. Dat is het risico nu eenmaal.
A
Functionalisme
B
Conflict
C
Sociaalconstructivisme
D
Rationele actor

Slide 18 - Quizvraag

Welk paradigma?
Het is logisch om laagbetaalde en ongeschoolde migranten toe te laten in Nederland om bepaald werk te doen.
A
Functionalisme
B
Conflict
C
Sociaalconstructivisme
D
Rationele actor

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wat zijn volgens premier Rutte kenmerken van een 'diep-socialistisch' land?

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

De overheid moet gelijke kansen creëren voor iedereen, bijv. door te investeren in scholen in arme wijken.
A
Communisme
B
Socialisme
C
Sociaaldemocratie

Slide 28 - Quizvraag

Het is prima als een land een tijdje geleid wordt door een dictator.
A
Communisme
B
Socialisme
C
Sociaaldemocratie

Slide 29 - Quizvraag

De overheid moet niet alles reguleren, bedrijven moeten ook de ruimte krijgen om te groeien.
A
Communisme
B
Socialisme
C
Sociaaldemocratie

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Noem drie dingen die je deze les hebt geleerd.

Slide 33 - Open vraag

Wat begrijp je nog niet helemaal?

Slide 34 - Open vraag