10.3 Paradigma's over ongelijkheid

10.3 paradigma's over ongelijkheid 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

10.3 paradigma's over ongelijkheid 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
- Je leert het kernconcept sociale ongelijkheid

- Je leert hoe diverse wetenschappers kijken op verschillende manieren naar sociale ongelijkheid, afhankelijk van het paradigma dat zij aanhangen. 


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Functionalisme-paradigma

Sociale ongelijkheid wordt door het functionalisme gezien als noodzakelijk om de samenleving goed te kunnen laten functioneren en als functioneel om de leden van de samenleving de bij hun passende taken te laten vervullen. 

Sommige taken die in een samenleving moeten worden vervuld zijn belangrijker dan andere: deze taken worden dan ook beter beloond. Bovendien worden de taken vervuld door de mensen die er het meest geschikt voor zijn. Iedereen heeft belang bij deze optimale takenverdeling, zodat vrijwel iedereen de ongelijkheid (in macht, beloning en aanzien) accepteert. 

Sociale ongelijkheid is voor functionalisten niet perse een probleem. 




Slide 4 - Tekstslide

Herbert Gans, een Amerikaans functionalist
Herbert Gans schreef dat armoede functioneel is. 

Bijvoorbeeld omdat in een vrije markteconomie de samenleving mensen nodig heeft die laagbetaald werk willen verrichten. Voor die mensen zelf is armoede niet functioneel, maar voor de maatschappij natuurlijk wel.

Slide 5 - Tekstslide

Conflict-paradigma
Ongelijkheid is voor aanhangers van het conflictparadigma de kern van de samenleving: 
de samenleving bestaat altijd uit conflicten tussen verschillende groeperingen binnen die samenleving. 

Ongelijkheid berust op machtsverschillen, die het gevolg zijn van het feit dat actoren in verschillende mate over hulpbronnen en sociale contacten beschikken. Actoren concurreren altijd om de beschikking te krijgen over schaarse en hooggewaardeerde goederen. De ene actor slaagt daar beter in dan de ander, omdat ze niet over dezelfde hulpbronnen beschikken. Dit geldt zowel voor mensen als voor bv. staten en bedrijven. 
Voor conflictsociologen is ongelijkheid wél een probleem. 


Slide 6 - Tekstslide

Karl Marx
De grondlegger van dit paradigma is Karl Marx, die meende dat het al dan niet beschikken over kapitaal (geld en productiemiddelen) zorgt voor ongelijkheid.
 
Dit zorgt voor tweedeling:
- Groep zonder kapitaal -> arbeid leveren
- Groep met kapitaal -> kunnen investeren en meer winst maken

Arbeiders worden uitgebuit en op de duur is verschil arm en rijk steeds groter
Hierdoor komt onontkoombaar een conflict

Slide 7 - Tekstslide

Sociaalconstructivisme-paradigma
Het sociaal constructivisme stelt dat verschijnselen in de werkelijkheid sociale constructies zijn. 
Wetenschappers binnen dit paradigma stellen dat de werkelijkheid sociaal geconstrueerd is: 'de' werkelijkheid bestaat niet en dat wat men ziet als 'werkelijkheid' hangt sterk af van de sociale context waarin men verkeert.

Ongelijkheid is het gevolg van het beeld dat mensen samen vormen van de (capaciteiten van) de verschillende groeperingen in de samenleving. Het handelen van mensen berust altijd op interpretaties.



Slide 8 - Tekstslide

Edwin Ray Guthrie, Amerikaanse psycholoog
Hij bekeek ongelijkheid tussen twee groepen meisjes: 
de groep sociale meisjes werden beter behandeld dan de groep verlegen meisjes. 

Guthrie dacht dat deze ongelijkheid komt door hoe mensen denken en betekenis geven hieraan. 
Daarom probeerde hij het imago van de groep verlegen meisjes te verbeteren, door ze te behandelen als sociale meisjes behandeld werden. 

Dit bleek te werken en beïnvloedde zelfs hoe anderen, die niet meededen aan het experiment, de verlegen meisjes gingen zien. De kracht hiervan werkte door na het experiment en het was dus een blijvende verandering.






Slide 9 - Tekstslide

Rationele actor-paradigma
Individuen streven naar nuts-maximilisatie. 

Je kunt een doel op verschillende manieren bereiken. De keuze tussen alternatieven wordt op rationele wijze gemaakt door het afwegen van kosten en baten die aan alternatieven zijn verbonden.

Actoren (zowel op macro- als op microniveau) zijn altijd gericht op nutsmaximilisatie en eigenbelang. Verhoudingen, dus ook sociale ongelijkheid, zijn het gevolg van rationele keuzes die actoren maken. Ongelijkheid is niet fout of onwenselijk binnen dit paradigma. 


Slide 10 - Tekstslide

Adam Smith, econoom en filosoof
Wanneer iedereen zijn eigenbelang nastreeft ontstaat er het grootste maatschappelijk belang. 

Dit introduceerde hij met zijn principe van een invisible hand. 

Omdat producenten zo goedkoop mogelijk producten willen maken en consumenten zo goedkoop mogelijk willen kopen bij de gewenste kwaliteit, ontstaat er een optimale situatie. In deze situatie zijn vraag en aanbod in evenwicht.

Hij vindt dus dat de overheid vrijwel niks moet verbieden wat betreft de economie. Ze moeten producenten en consumenten hun gang laten gaan, want ze corrigeren elkaar. 


Slide 11 - Tekstslide

Bij dit paradigma maak je altijd een kosten- en batenanalyse vanuit eigen belang
A
functionalisme
B
conflict
C
sociaal-constructivisme
D
rationele actor

Slide 12 - Quizvraag

Welk paradigma?
Het is logisch om laagbetaalde en ongeschoolde migranten toe te laten in Nederland om bepaald werk te doen.
A
Functionalisme
B
Conflict
C
Sociaalconstructivisme
D
Rationele actor

Slide 13 - Quizvraag

Welk paradigma?
Een goed verzorgd iemand wordt eerder aangenomen, terwijl het niks zegt over haar/zijn kwaliteiten.
A
Functionalisme
B
Conflict
C
Sociaalconstructivisme
D
Rationele actor

Slide 14 - Quizvraag

Welk paradigma?
Als je in een arm gezin geboren wordt, wordt het heel lastig om daaruit op te klimmen.
A
Functionalisme
B
Conflict
C
Sociaalconstructivisme
D
Rationele actor

Slide 15 - Quizvraag

Welk paradigma?
Solidariteit zorgt voor stabiliteit en sociale cohesie in de samenleving.
A
Functionalisme
B
Conflict
C
Sociaalconstructivisme
D
Rationele actor

Slide 16 - Quizvraag

Maakwerk
Maak opgaven 10.3 

Slide 17 - Tekstslide