oefenen met associatiematen

Groepen vergelijken
Oefenen met associatiematen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Groepen vergelijken
Oefenen met associatiematen

Slide 1 - Tekstslide

phi-coëfficiënt -->  bij nominale variabelen

maximaal verschil cumulatief percentage max.Vcp --> 
-  bij ordinale variabelen
-  bij kwantitatieve variabelen (relatief cumulatief %) 

Boxplots vergelijken --> 
- bij kwantitatieve variabelen

Effectgrootte E -->
- bij kwantitatieve variabelen met bekend gemiddelde en   
   standaardafwijking

Slide 2 - Tekstslide


Welke associatiemaat moet je gebruiken om te onderzoeken of het verschil in aantal geslaagden tussen de groepen A en B groot, middelmatig of gering is?
A
phi-coëfficiënt
B
max. Vcp
C
boxplots vergelijken
D
Effectgrootte E

Slide 3 - Quizvraag

Antwoord A

Phi-coëfficiënt

Het zijn twee nominale variabelen met voor elke variabele twee mogelijkheden (2x2 kruistabel)

Bovendien heb je geen gemiddeldes met standaardafwijking en ook heb je niet te maken met een boxplot of cumulatief percentage, dus de andere mogelijkheden kunnen niet.

Slide 4 - Tekstslide


Bereken met het formuleblad de phi-coëfficiënt die bij de tabel hiernaast hoort om te onderzoeken of het verschil in aantal geslaagden tussen de groepen A en B groot, middelmatig of gering is (in drie decimalen nauwkeurig).

Slide 5 - Open vraag

91126100117346057660,149
phi =
Het is handig om bij de Grafische rekenmachine de functieknop met ____   te gebruiken.
Gebruik je voor deze keer nog de oude rekenmachine, reken het dan als volgt uit:
(34605766)
/
(91126100117)0,149
phi =
Denk hierbij aan de haakjes!!

Slide 6 - Tekstslide


Is het verschil groot, middelmatig of gering?
phi 
0,149
A
Groot
B
Middelmatig
C
Gering

Slide 7 - Quizvraag

91126100117346057660,149
phi =
0,2
phi <            dus het verschil is gering
0,2
Noteer altijd
Berekening
Constatering:
Conclusie:
0,2
phi <            
0,2
        dus het verschil is gering

Slide 8 - Tekstslide


Welke associatiemaat moet je gebruiken om te onderzoeken of het verschil in gewicht tussen wezels afkomstig uit het noorden of het zuiden van Europa groot, middelmatig of gering is?
A
phi-coëfficiënt
B
max. Vcp
C
boxplots vergelijken
D
Effectgrootte E

Slide 9 - Quizvraag

Antwoord D

Effectgrootte E

Het gaat om twee groepen waarvan zowel het gemiddelde als de standaarafwijking bekend is.

Slide 10 - Tekstslide


Bereken de effectgrootte E met behulp van de formule op het formuleblad.

Slide 11 - Open vraag

E=21(5,7+5,3)54490,909

Slide 12 - Tekstslide




Is het verschil groot, middelmatig of gering?
E0,909
A
Groot
B
Middelmatig
C
Gering

Slide 13 - Quizvraag

E=21(5,7+5,3)54490,909
E > 0,8 dus het verschil is groot
E=(5449)
/
(0,5(5,7+5,3))0,909
Denk ook hier aan de haakjes!! De teller tussen haakjes zetten en de hele noemer!!

Slide 14 - Tekstslide


Is het verschil groot, middelmatig of gering?
A
Groot
B
Middelmatig
C
Gering

Slide 15 - Quizvraag


Is het verschil groot, middelmatig of gering?
A
Groot
B
Middelmatig
C
Gering

Slide 16 - Quizvraag


Is het verschil groot, middelmatig of gering?
A
Groot
B
Middelmatig
C
Gering

Slide 17 - Quizvraag

Er is onderzoek gedaan naar de relatie tussen opleidingsniveau en besteedbaar inkomen, waarbij qua opleidingsniveau onderscheid is gemaakt tussen lager dan hbo enerzijds en hbo en wo anderzijds. Het besteedbaar inkomen is ingedeeld in vijf categorieën met categorie 1 als laagst en categorie 5 als hoogst besteedbaar inkomen. De resultaten staan in onderstaande tabel. 
De opgave staat beschreven op de volgende dia. 

Slide 18 - Tekstslide


Bereken met het maximale cumulatief percentage (max. Vcp) of hier sprake is van een groot, middelmatig of gering verschil. Werk de opgave uit in je schrift (maak een tabel) en stuur deze in. Denk er aan om alles eerst naar cumulatief percentage om te zetten

Slide 19 - Open vraag

Tabel eerst omzetten naar tabel met absolute en relatieve cumulatieve frequenties. Vervolgens per categorie het verschil van de cumulatieve frequenties bepalen en kijken wat het maximale verschil is. 
Vuistregels toepassen (zie formuleblad): 
max. Vcp = 28,8%


<maxVcp
 20%                          40%   dus het verschil is middelmatig

Slide 20 - Tekstslide

Van twee benzinestations is bijgehouden hoeveel klanten er per uur hebben getankt. Het onderzoek duurde 14 dagen en er werd steeds van 8:00 uur tot 20:00 gemeten. 

Hoe groot is max. Vcp ? Geef je antwoord bij de volgende dia. 

Slide 21 - Tekstslide


Hoe groot is max. Vcp ?

Slide 22 - Open vraag


Is het verschil in aantal klanten per uur tussen tankstation A en tankstation B groot, middelmatig of gering ?

Slide 23 - Open vraag

Max. Vcp  is rechtstreeks uit de figuur af te lezen. Je kijkt dan waar de relatieve cumulatieve frequentie het meest verschilt en dat is bij 50 klanten per uur. Daar is het verschil 50%. 

Vuistregel:
Omdat max Vpc > 40 is het verschil groot. 

Slide 24 - Tekstslide


Bereken de effectgrootte E van het verschil in geboortegewicht met behulp van de formule op het formuleblad (in drie decimalen nauwkeurig)

Slide 25 - Open vraag


Bepaal met het formuleblad of het verschil in geboortegewicht tussen het eerste en het volgende kind groot, middelmatig of gering is.

Slide 26 - Open vraag

E=21(442+428)367434970,405
 0,4 < E      0,8 dus het verschil is middelmatig

Slide 27 - Tekstslide

Einde

Slide 28 - Tekstslide