Week 6

Week 6
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Week 6

Slide 1 - Tekstslide

Lesson 1

Slide 2 - Tekstslide

Good morning

Slide 3 - Tekstslide

What can you remember from last week?

Slide 4 - Tekstslide

What are TAG-questions?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

The Present Continuous vs. Present Simple







Tip! Kijk eerst naar het signaalwoord in de zin, zodat je weet welke tijd je moet gebruiken. 
Present continuous
Present simple
Vorm
am/is/are + ww + ing
stam of stam + s
Gebruik
NU
Feit of regelmaat
Signaal
woorden
Now, right now, at the moment
Every day, always, regularly, sometimes

Slide 8 - Tekstslide

Signaalwoorden
Hoe weet je welke tijd je moet gebruiken?
Signaalwoorden:

Vaak staan er in de zin bepaalde woorden waaraan je kan zien welke tijd je moet gebruiken, dit noemen we signaalwoorden. 

Present continuous                                             Present simple
at the moment, now,                                           Every day, usually, always, 
right now, be quiet etc.                                      sometimes, often, weekly etc. 

Slide 9 - Tekstslide

Lesson 2

Slide 10 - Tekstslide

Much or many?

Slide 11 - Tekstslide

Much or many?
De betekenis is hetzelfde, beide betekenen 'veel' of een synoniem daarvan. 

Er zit echter een verschil in gebruik:

Slide 12 - Tekstslide

Much - uncountable
Many - countable

Slide 13 - Tekstslide

A lot of + lots of 1/2
Use these when there is a large number or amount of something.
You can can use them before nouns you can count and nouns you cannot count.
There is no rule which of the two you should use. You can choose.

Slide 14 - Tekstslide

A lot of + lots of 2/2
Example:

A lot of/ lots of people showed up at the demonstration.
A lot of/ Lots of employees were happy with their Christmas present.

Slide 15 - Tekstslide

(a) little & (a) few
De betekenis van beide woorden is ongeveer hetzelfde. Afhankelijk van waar het over gaat kies je tussen onder andere:

Een paar, een beetje, weinig, enz

Slide 16 - Tekstslide

(a) little & (a) few
(a) little
  • uncountable
  • We have little time left to catch the train.
(a) few
  • countable
  • A few of my friends are coming over for my birthday tonight.

Slide 17 - Tekstslide

Worksheet
Je hebt 20 voor dit werkblad
Na 20 minuten gaan we samen nakijken
Klaar? Unit 4, Lesson 4: opdracht 7 t/m 13
timer
20:00

Slide 18 - Tekstslide

Lesson 3

Slide 19 - Tekstslide

Lezen
Nakijkblad ligt bij de docent.
Helemaal klaar? Weektaak of extra opdrachten in magister.
timer
25:00

Slide 20 - Tekstslide

Words in the wild!
Klaar? Unit 4, Lesson 4: opdracht 7 t/m 13
Extra oefenen in Magister.

Slide 21 - Tekstslide

Lezen
timer
15:00

Slide 22 - Tekstslide