startles KA leren

Neem dit boek tot het einde van deze periode mee ELKE LES!
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Neem dit boek tot het einde van deze periode mee ELKE LES!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Na de bespreking vorige les: Waar ga je bij het leren voor de Tijdvakkentoets extra op letten?

Slide 3 - Open vraag

Wat kun je gaan doen?
- kaartjesopdracht/spel met de Kenmerkende aspecten (KA)
- KA uit je hoofd gaan leren (eventueel met behulp van de kaartjes, of de lijst in de ELO)
- Opgaven maken uit het boek (zie hiernaast, of overleg met de docent)
- De KA bestuderen en bespreken in tweetallen en van elk nagaan of je ze begrijpt en de essentie er van kunt weergeven. 
GS compact: overzicht van oefeningen voor de KA toets in toetsweek 3
In principe kun je alle opgaven die staan aan het einde van elk tijdvak doen als oefening voor een toets over alle kenmerkende aspecten en tijdvakken. Om het je een beetje gemakkelijker te maken, staan hieronder telkens een tweetal opgaven per tijdvak geselecteerd om het overzichtelijk te houden:
Tijdvak 1: Opg. 3+4 blz. 14
Tijdvak 2: opg. 1+4 blz. 28
Tijdvak 3: Opg. 1+4 blz. 38
Tijdvak 4: Opg. 2+5 blz. 50
Tijdvak 5: Opg. 6+9 blz. 64
Tijdvak 6: Opg. 3+5 blz. 75
Tijdvak 7: Opg. 2+3 blz. 88
Tijdvak 8: Opg. 2+7 blz. 104
Ttijdvak 9: Opg. 2+6 blz. 126
Tijdvak 10: Opg. 4+6 blz. 140

Slide 4 - Tekstslide

Wat ga je doen deze les?
A
kaartjesopdracht(en)/spel
B
leren van de KA
C
opgaven maken uit boek
D
De KA bestuderen en bespreken (evt. in tweetallen)

Slide 5 - Quizvraag

Anders, nl:

Slide 6 - Open vraag

  • Je krijgt een set van 3 vellen papier in dezelfde kleur. 
  • Knip elke set netjes uit(en zorg dat je de set niet kwijtraakt AUB!!)
  • Als je zelf een schaartje hebt: graag die gebruiken. Anders heeft mw. Van der Sanden er eentje voor je. 
  • hussel de kaartjes goed door elkaar. Je bent nu klaar voor de eerste opdracht. 
  • Aan het einde van de les graag de kaartjes netjes op een stapeltje leggen en een elastiekje er omheen doen.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 1: 

- Verdeel een vel papier in 10 vakken: de tien tijdvakken 
- leg elk kenmerkend aspect bij het juiste tijdvak

Slide 8 - Tekstslide

GS compact: overzicht van oefeningen voor de KA toets in toetsweek 3
In principe kun je alle opgaven die staan aan het einde van elk tijdvak doen als oefening voor een toets over alle kenmerkende aspecten en tijdvakken. Om het je een beetje gemakkelijker te maken, staan hieronder telkens een tweetal opgaven per tijdvak geselecteerd om het overzichtelijk te houden:

Tijdvak 1: Opg. 3+4 blz. 14
Tijdvak 2: opg. 1+4 blz. 28
Tijdvak 3: Opg. 1+4 blz. 38
Tijdvak 4: Opg. 2+5 blz. 50
Tijdvak 5: Opg. 6+9 blz. 64
Tijdvak 6: Opg. 3+5 blz. 75
Tijdvak 7: Opg. 2+3 blz. 88
Tijdvak 8: Opg. 2+7 blz. 104
Ttijdvak 9: Opg. 2+6 blz. 126
Tijdvak 10: Opg. 4+6 blz. 140

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Vraagtypen en vaardigheden
  • Toepassingsvragen: Bij dit soort vragen wordt je gevraagd om de kennis die je hebt te gebruiken bij een vraag. Er zijn toepassingsvragen met en zonder bron.
  • Chronologievragen: zet een aantal gebeurtenissen in de juiste chronologische volgorde
  • Betrouwbaarheid: in hoeverre kun je er van uit gaan dat een bron betrouwbaar/onbetrouwbaar is? Welke argumenten kun je daarvoor geven. Hint: een bron is nooit 100% betrouwbaar of onbetrouwbaar.
  • Standplaatsgebondenheid: De manier waarop iemand kijkt naar een gebeurtenis is altijd gekleurd door zijn of haar achtergrond: cultuur, tijd en plaats, religie, leeftijd enz. spelen allemaal een rol. Daar moet je rekening mee kunnen houden.
  • Oorzaak en gevolg. Er wordt vaak van je verwacht dat je uit een bron oorzaken of gevolgen kunt halen. Aanleiding hoort daar ook bij, net zoals gevolgen op de korte (directe) en lange (indirecte) termijn en bedoelde en onbedoelde gevolgen.
  • Continuïteit en verandering: welke zaken veranderen in de loop van de tijd, en welke zaken blijven (deels) hetzelfde.
  • Vragen over de kenmerkende aspecten:
  •        Directe vragen:
  •        - Actief: Geef aan welk kenmerkend aspect bij een bepaalde gebeurtenis, bron of situatie past.
  •        - Passief: Leg van een gegeven Kenmerkend aspect uit waarom het bij een bepaalde gebeurtenis, bron of          situatie past.
  •        Indirecte vragen: Veel kenmerkende aspecten zitten verwerkt in opgaven zonder dat ze genoemd of gevraagd           worden.  










Slide 11 - Tekstslide

Welke vraagtypen in geschiedenistoetsen ken je?

Slide 12 - Tekstslide

Welk Kenmerkend Aspect uit tijdvak 1 of 2 zou je graag willen bespreken?
Jagers-verzamelaar
ontstaan landbouw
eerste steden
klassieke vormentaal
Griekse denken
Romeinse imperium
monotheïtische godsdiensten
Romeinen en Germanen

Slide 13 - Poll

Heb je verder nog vragen of zaken die je zou willen bespreken, individueel of in de les.

Slide 14 - Open vraag