aangepaste voeding

mens en gezondheid 
nieuwe periode 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

mens en gezondheid 
nieuwe periode 

Slide 1 - Tekstslide

aangepaste voeding
Voedingsmiddelen/voedingsstoffen/diabetes

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

functies voedingsstoffen
Bouwstoffen: stoffen die zorgen voor groei, ontwikkeling en herstel
Brandstoffen: stoffen die energie leveren
Reservestoffen: stoffen die opgeslagen worden in het lichaam
Beschermende stoffen: stoffen die zorgen dat je gezond blijft

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Eiwitten zijn een....
A
brandstof
B
bouwstof
C
beschermende stof

Slide 9 - Quizvraag

Water is een.....
A
brandstof
B
bouwstof
C
beschermende stof

Slide 10 - Quizvraag

In welk voedingsmiddel zitten koolhydraten?
A
brood
B
kaas
C
melk
D
vlees

Slide 11 - Quizvraag

Waarom gebruikt een lichaam eiwitten?
A
Als bouwstof voor lichaamscellen
B
Om in energie om te zetten
C
voor versterking van je botten
D
voor verbranding van vet

Slide 12 - Quizvraag

In welke productgroep in de schijf van 5 zitten producten met veel vezels?
A
Brood, graanproducten en aardappelen
B
Dranken
C
Smeer- en bereidingsvetten
D
Zuivel, noten, vis, vlees, ei en peulvruchten

Slide 13 - Quizvraag

Welke schijf in de schijf van vijf is de grootste?
A
brood-, graanproducten en aardappelen
B
Dranken
C
Groenten en fruit
D
vis, peulvruchten, vlees, ei, noten en zuivel

Slide 14 - Quizvraag

Dit hoort er NIET in de schijf van vijf
A
Appels
B
Ongezouten noten
C
Boter
D
Chips

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

Wat is diabetes?
A
spierziekte
B
bloedarmoede
C
hypo
D
suikerziekte

Slide 17 - Quizvraag

Als iemand diabetes heeft, wat maakt het lichaam niet aan?
A
Suiker
B
Glycogeen
C
Insuline
D
Glucose

Slide 18 - Quizvraag

Symptomen van diabetes zijn
A
vaak naar het toilet moeten veel dorst hebben
B
infecties hebben die moeilijk genezen veel eten en toch niet dikker worden
C
last hebben van je tandvlees jeuk hebben
D
rusteloos zijn moeilijk stoelgang maken

Slide 19 - Quizvraag

Opdrachten
blz. 32, 33, 34

Slide 20 - Tekstslide