3.3 Marktvormen

Benodigdheden
- Boek
- Schrift
- Pen 
- Laptop
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Benodigdheden
- Boek
- Schrift
- Pen 
- Laptop

Slide 1 - Tekstslide

Via de laptop kunnen de leerlingen mee doen aan de lesson up
De boek, pen en schrift zijn voor het zelfstandig werken
Hoofdstuk 3 
Hoe werken markten?

Slide 2 - Tekstslide

De leerlingen hebben het vorige hoofdstuk afgesloten en beginnen nu aan hoofdstuk 3.

Ik introduceer de onderwerpen zoals: Vraag en aanbod, marktvormen en de arbeidsmarkt. 

Ook vertel ik dat we bij 3.3 beginnen omdat dit informatie is die de leerlingen al hebben en dat we het deze les zullen opfrissen. 
Wat weet je nog van de marktvormen?

Slide 3 - Woordweb

De leerlingen schrijven op wat ze weten en op deze manier kan ik verkennen wat ze nog weten. Daarbij laat je ze ook terug denken over het onderwerp.
Marktvorm
Aanbieders
Soort product
Voorbeeld
Monopolie
Oligopolie
Monopolistice concurrentie
Volkomen concurrentie
1 aanbieder
Een paar aanbieders
Veel aanbieders
Veel aanbieders
Homogeen 
Heterogeen
Heterogeen of homogeen
Homogeen
NS
Apple
Eieren
Zara

Slide 4 - Sleepvraag

De leerlingen slepen de kenmerken naar de juiste vakjes. Aan het einde gaan we kijken wat kloppend is en waarom dit kloppend is. 
Prijzen 
Volkomen concurrentie               --> Marktprijs
Monopolistische concurrentie --> Prijs concurrentie
Monopolie                                          --> Prijszetter
Oligopolie                                           --> Prijs concurrentie 

Slide 5 - Tekstslide

Ook zijn er verschillende soort prijszetting bij de marktvormen. Dit heeft te maken met de concurrentie en de markt. 
Per marktvorm bespreek ik welke manier ze hebben en waarom. 

Later in het hoofdstuk komen wij hier nog een keer op terug omdat ze dan kennis hebben over vraag en aanbod en dit meer kunnen verklaren. 

Slide 6 - Tekstslide

Omdat ze al veel kennis hebben over dit onderwerp, wil ik niet te vee uitleggen en daarom gaan we nog wat oefenen met vragen. 
Bij monopolistische concurrentie is er altijd sprake van heterogene producten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Waar
Bij monopolistische concurrentie gaat het om heterogenen producenten, anders is het een volkomen concurrentie.

Denk aan kleding. Het is allemaal kleding, maar elke winkel verkoopt net ander soort kleding.  

A
Monopolie
B
Oligopolie
C
Monopolistische concurrentie
D
Volkomen concurrentie

Slide 8 - Quizvraag

Als je een scooter wilt rijden heb je een rijbewijs nodig, hiervoor moet je examen doen bij het cbr. Welke marktvorm is het cbr

Monopolie, want je kan het nergens anders doen
Zet de verschillende marktvormen op volgorde van weinig naar veel concurrentie. (boven is het minste concurrentie, onder aan is het meeste concurrentie)
Monopolie
Oligopolie
Volkomen concurrentie
Monopolistische concurrentie

Slide 9 - Sleepvraag

Monopolie --> is maar 1 aanbieder
Oligopolie --> enkele aanbieders die met elkaar kunnen concurreren. het zijn er dus maar een paar.
Monopolistische concurrentie --> Er zijn veel aanbieders, dus ook veel concurrentie. Maar doordat het heterogene producten zijn, onderscheiden ze zich
Volkomen concurrentie --> Er zijn veel aanbieders met precies hetzelfde product. Er wordt veel geconcurreerd, zeker omdat het precies hetzelfde is en dus een op een vergelijken kan worden. 
Een monopolie kijkt bij zijn concurrenten naar de prijs en bepaald hierna zijn eigen prijs
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Niet waar
Monopolie is alleen in de markt, want er is maar een aanbieder. Hij is dus de prijszetter.
Hoe goed ken jij de marktvormen
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll

De leerlingen vullen dit voor zichzelf in om te bepalen hoe goed ze dit onderwerp beheersen. 
De namen komen niet op het bord, als docent kan je wel zien wat het meeste gegeven wordt als antwoord. 
Aan de slag!!
Ga aan de slag met de opdrachten van 3.3 
(blz. 78 t/m 81)

Slide 12 - Tekstslide

De leerlingen kunnen aan de slag met de opdrachten in het boek om verder te oefenen