PULSAR H2 Licht en beeld - 2.5 Brillen en contactlenzen

Oog en bril 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Oog en bril 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
De oogafwijkingen bijziend, verziend en oudziend beschrijven.
De sterkte van de lens berekenen.

Slide 2 - Tekstslide

De belangrijkste onderdelen van het oog

Slide 3 - Tekstslide

Het beeld komt ondersteboven op het netvlies.

Slide 4 - Tekstslide

  • Pupil is de opening in de iris (de gekleurde gedeelte van de oog)
  • Veel licht - pupil klein
  • Weinig licht - pupil groot

Slide 5 - Tekstslide

accommoderen
Als een voorwerp dichterbij
komt wordt de lens boller.

Accommoderen : 
lens platter of boller maken

Slide 6 - Tekstslide

Bijziend
  •  De ooglens is te sterk of oogkas te lang.
  • Hierdoor kan je voorwerpen in de verte slecht zien. DichtBIJ kun je goed ZIEN.
  • Je hebt een negatieve lens nodig

Slide 7 - Tekstslide

Verziend
  • De ooglens is te zwak of oogkas te kort.
  • Je kan voorwerpen vlakbij slecht zien, veraf goed.
  • Je hebt een positieve lens nodig

Slide 8 - Tekstslide

Oudziend
  • Ooglens is minder elastisch
  • Je hebt een positieve lens nodig

Slide 9 - Tekstslide

Dioptrie
Oogarts en opticien gebruiken dpt om de sterkte (S) van brilleglazen aan te geven.

Slide 10 - Tekstslide

Berekeningen:
1. Brandpuntafstand in meter

2. 

3. Het getal is S (lenssterkte)

Ga na :    S = +2, dan is f = 50 cm
f1
S=f1

Slide 11 - Tekstslide

Belang van het lesdoel
Begrijpen wat er aan de hand is als iemand iets niet kan lezen.
Begrijpen wat de opticien zegt als je bijvoorbeeld -2 dpt hebt.
Hoger cijfer bij je toets  want de lesdoelen zijn het belangrijkste.

Slide 12 - Tekstslide

Controle van begrip

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Als Wessel een vinger op 10 cm voor zijn ogen houdt, kan hij die nog net scherp zien. Bij beide ogen is de afstand tussen ooglens en netvlies 1,7 cm.
a Hoe groot is de voorwerpsafstand?

b Hoe groot is de beeldafstand?

c Bereken de brandpuntsafstand.

Slide 15 - Tekstslide

a) v = 10 cm
      SKO: vanaf deze dia moet ik nog verder bewerken!
b) b = 1,7 cm
c) 
f1=b1+v1=1,71+101=
0,688 =>  f = 1,45 cm

Slide 16 - Tekstslide

a José gebruikt sterke negatieve contactlenzen.
Is ze bijziend of verziend?


b Heeft ze haar contactlenzen nodig om te kunnen lezen?

c Heeft ze haar contactlenzen nodig om vanaf de tribune een voetbalwedstrijd te kunnen volgen?

Slide 17 - Tekstslide

Gerard is 14 jaar oud en heeft een bril van +4 dpt.

a Bereken de brandpuntsafstand van de lenzen.

b Is Gerard bijziend, verziend of oudziend?

Slide 18 - Tekstslide

Geg: 
S = 4 dpt

Gevr: f

Opl: f = 1/S 
f = 1/4 = 0,25m = 25 cm

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide