Theme 1 - week 4 - subject & object pronouns


Pronouns
Subject & Object
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les


Pronouns
Subject & Object

Slide 1 - Tekstslide

Subject Pronouns
Ik = I
Jij = You
Hij = He
zij = She
Het = It
Wij = We
Zij = They
Jullie = You

Slide 2 - Tekstslide

He/She
A
Ik/Hij
B
Zij/Ik
C
Hij/Zij
D
Wij/Hij

Slide 3 - Quizvraag

Vertaal
I
A
Ik
B
Ikke
C
Wij
D
She

Slide 4 - Quizvraag

Wij
A
We
B
They
C
Wij
D
Tey

Slide 5 - Quizvraag

Vul in
___ am a teacher
A
She
B
He
C
I
D
You

Slide 6 - Quizvraag

___ walks to school everyday
A
I
B
He
C
She
D
You

Slide 7 - Quizvraag

Object pronouns
Mij/Me = Me
Je/Jou/u = You
Hem = Him
Haar = Her
Het= It
Ons = Us
Jullie/U = You
Ze/Hen/Hun = Them

Slide 8 - Tekstslide

Vertaal
us
A
het
B
haar
C
hem
D
ons

Slide 9 - Quizvraag

Them
A
je/jou/u
B
ze/hen/hun

Slide 10 - Quizvraag

Vul in
Kate is my sister, we love ___ .
A
It
B
Her
C
Us
D
Him

Slide 11 - Quizvraag

Het verschil..
Het subject pronoun > vervangt het onderwerp in de zin.
The boy travelled with friends.
He travelled with friends.

Het object pronoun > vervangt het lijdend voorwerp
The boy travelled with friends.
The boy travelled with them.

Slide 12 - Tekstslide