B3W5L2

Weet je het nog?
Lezen doe je in zeven stappen. De vorige les heb je meer geleerd over:

stap 5: Welke vragen zie ik?
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Weet je het nog?
Lezen doe je in zeven stappen. De vorige les heb je meer geleerd over:

stap 5: Welke vragen zie ik?

Slide 1 - Tekstslide

We maken de les iets anders dan de vorige keer.
Voor we de tekst gaan lezen maken we de eerste 3 vragen samen. 
Daarna gaan we de tekst samen lezen. terwijl jullie in je hoofd lezen leest juf hardop modelend voor. Als juf gaat modelen gaat ze zich dingen afvragen tijdens het lezen. Let maar eens goed op, of je ook aan haar kunt merken wanneer ze gaat modelen. De bedoeling is dat jullie tijdens het modelen gaan nadenken over de tekst. Je mag geen antwoord geven op de vragen die juf zichzelf stelt. Het is de bedoeling dat jullie hersenen extra gaan nadenken. Laten we kijken of dat straks lukt. 

Slide 2 - Tekstslide

STAP 1 Waarom lees ik de tekst? (Leesdoel bepalen)
Bekijk de drie teksten op bladzijde 2 en 3.

vraag 1a: Stel, je hebt zin om een leuk verhaal te lezen.
Welke tekst kun je dan het best lezen? Kruis aan.
A
tekst 1
B
tekst 2
C
tekst 3

Slide 3 - Quizvraag

vraag 1b: Bekijk tekst 2.
Wat is dit voor een tekst?
A
advertentie
B
brief
C
mop
D
stappenplan

Slide 4 - Quizvraag

vraag 1c:
Welke tekstsoort is tekst 2 dus?
A
instructieve tekst
B
reclame tekst
C
plezier tekst

Slide 5 - Quizvraag

STAP 2 Waar gaat de tekst over? (Voorspellen)

vraag 2: Lees van elke tekst de titel. Kijk ook naar de plaatjes.
a Waar gaan de drie teksten over?
A
vogelfoto’s
B
tekeningen
C
de ijsvogel

Slide 6 - Quizvraag

vraag 2b: Bekijk tekst 3.
Wat lees je in deze tekst?
Type de woorden die je hebt ingevuld.

Slide 7 - Open vraag

STAP 3 Wat weet ik al over het onderwerp? (Kennis ophalen)
3 Wat weet jij al over het onderwerp van de teksten? Maak een woord-web.
Je mag je mooiste woord hieronder typen. Kies er 1.

Slide 8 - Open vraag

Weet je het nog?
Nu gaat juf modelen. 
Denk aan de volgende dingen: 
Let maar eens goed op, of je aan haar kunt merken wanneer ze gaat modelen. De bedoeling is dat jullie tijdens het modelen gaan nadenken over de tekst. Je mag geen antwoord geven op de vragen die juf zichzelf stelt. Het is de bedoeling dat jullie hersenen extra gaan nadenken. Laten we kijken of dat lukt. 

Slide 9 - Tekstslide

1 Blauwe flits
Juf leest modelend voor. 
De ijsvogel zit op een paaltje. Hij kijkt naar het water in het beekje.
  ‘Goedemorgen, buurman!’ De buizerd landt op het paaltje naast hem. ‘Alles goed?’
  ‘Dag buizerd,’ antwoordt de ijsvogel. ‘Brrr, het is een beetje fris voor de tijd vanhet jaar. Vind je niet?’ De ijsvogel klappert even met zijn veren. ‘Fris?’ buldert de buizerd. ‘Je bent toch een ijsvogel!’  ‘Hmpf, ijsvogel! Wat een belachelijke naam. Ik haat ijs! Als er ijs op het water ligt, kan ik geen vissen vangen.’ De ijsvogel kijkt dromerig over het water. ‘En ik hou toch zo van een lekker visje.’ Dan wordt de blik van de ijsvogel scherp. Hij draait zijn kop een beetje schuin. ‘Weet je hoe ze mij moeten noemen?’ fluistert hij. ‘Blauwe flits!’ En meteen daarna vliegt hij snel over het water.

Slide 10 - Tekstslide

Zijn prachtige blauwe veren glanzen in het zonlicht. In een … ja, blauwe flits ... duikt hij het water in. En dan vliegt hij in een vloeiende beweging terug. Trots landt hij weer op de tak. Mét een klein zilver visje in zijn bek. In één hap
slikt de ijsvogel het visje door.
  ‘Uitslover!’ bromt de buizerd. ‘Dat zou nog eens een goede naam voor je zijn.’   ‘Mensen bedenken inderdaad altijd zulke rare namen voor ons,’ klinkt het ineens uit een boom achter hen. ‘Ik bedoel … kóólmeesje. Zo noemen ze mij. Heb je mij ooit kool zien eten?’ Het koolmeesje gooit haar snaveltje in de lucht. ‘Getver!’

Slide 11 - Tekstslide

‘En wat dacht je van mij?’ piept een kleine vogel tussen de bladeren. Voorzichtig hupt hij een beetje naar voren. ‘Mij noemen ze roodborstje! Hoe komen ze dáár bij?’ De andere vogels kijken even verbaasd, maar al snel beginnen ze vrolijk te kwetteren.
  ‘Maar roodborstje,’ hikt de ijsvogel lachend, ‘het klopt bij jou toch wel? Je hebt gewoon een rode borst!’
Onzeker beweegt het roodborstje zijn kopje heen en weer.
  ‘Oh. Ja. Nou ja, ik vind het nog steeds een stomme naam!’

Slide 12 - Tekstslide

2         Online tekenles: ijsvogel tekenen
Een prachtige vogel, die ijsvogel.
Zelf deze mooie vogel leren tekenen?
Volg dan de online tekenles van Graaf Grafiet.
Ga naar graafgrafiet.nl voor de tekencursus.
Compleet lespakket voor maar € 19,99!

Slide 13 - Tekstslide

tekst 3:  Zo spot je een ijsvogel!
Wil jij een ijsvogel in het echt zien? Wij geven je drie tips!

Tip 1 Zoek een beekje waar ijsvogels graag komen.
Tip 2 Zorg dat je het geluid van een ijsvogel herkent.
Tip 3 Neem een verrekijker mee.

Slide 14 - Tekstslide

modelen
Hoe kon je aan juf merken dat ze ging modelen? 
Is het nu ook gelukt om beter over de tekst na te denken tijdens het lezen? 

Je mag nu samen met je maatje de andere vragen gaan maken. 

Slide 15 - Tekstslide

STAP 4 Wat doe ik als ik het niet meer snap? (Herstellen)
vraag 4: Lees de teksten helemaal.

a Lees in tekst 1: Hij draait ... de tak. (regel 14 t/m 20) In deze zinnen zie je zes keer het verwijswoord hij. Naar wie wijst hij? Kruis aan.
A
de buizerd
B
het ijs
C
de ijsvogel
D
een visje

Slide 16 - Quizvraag

4b: Welk woord in regel 17 wijst daar ook naar? (Naar het woord "hij")
Markeer het in de tekst.
regel 17:
Zijn prachtige blauwe veren glanzen in het zonlicht.

Slide 17 - Tekstslide

4c Lees in tekst 1:
‘Oh. Ja. Nou ja, ik vind het nog steeds een stomme naam!’

Je ziet het woord "ik". Wie is de ik in deze zin? Markeer.
A
de ijsvogel
B
het roodborstje

Slide 18 - Quizvraag

5 Tekst 1 is een pleziertekst.

5a Welke twee vaste WH-vragen kun je stellen bij deze tekstsoort?
Markeer de twee goede antwoorden.
A
Hoe loopt het af?
B
Waar gaat het over?
C
Wat kost het?

Slide 19 - Quizvraag

5b Bedenk nog een vraag die goed bij deze tekstsoort past. Schrijf op.

Slide 20 - Open vraag

6 Lees tekst 2 nog een keer.
a Wat voor tekstsoort is dit? Kruis aan.
A
een instructieve tekst
B
een reclametekst
C
een pleziertekst
D
een weettekst

Slide 21 - Quizvraag

6b Bij deze tekstsoort passen twee vaste WH-vragen.
Wat zijn de antwoorden op deze vragen? Vul in.
a: Wat kost het?
b: Waar kun je het kopen?

Slide 22 - Open vraag

7 Lees tekst 3 nog een keer.
a Tekst 3 is een instructieve tekst. Een vaste WH-vraag bij deze
tekstsoort is: Hoe moet ik het doen?
Waar vind je het antwoord op deze WH-vraag? Vul in.
A
1 t/m 2
B
4 t/m 9
C
3 t/m 4
D
4 t/m 6

Slide 23 - Quizvraag

7b: Welke andere vaste WH-vraag kun je stellen bij tekst 3? Vul in.
Wat heb ik..........................................................

Slide 24 - Open vraag

STAP 6 Welk plaatje past bij de tekst? (Visualiseren)
8 Lees tekst 3 nog een keer. Is de volgorde van tijd belangrijk in deze
tekst? Markeer de goede antwoorden.
Bij deze vraag bespreken we het antwoord. 

Ja / Nee, want in deze tekst staan wel / geen tijdwoorden.
De tips hoef je niet te doen / moet je wel doen in die volgorde.

Slide 25 - Tekstslide

STAP 7 Hoe vat ik samen? (Samenvatten)
vraag 9: Bekijk tekst 2 nog een keer.
Wat vat deze tekst het best samen? Kruis aan.
A
de titel (regel 1)
B
de derde zin (regel 5)
C
de eerste zin (regel 3)
D
de laatste zin (regel 7)

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Video