lesweek 3 voeding en vertering

Voedingsstoffen en het spijsverteringsstelsel
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
AnatomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Voedingsstoffen en het spijsverteringsstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

lesdoel
Je kunt

  • de organen van het spijsverteringskanaal benoemen.
  • voedingsstoffen benoemen en beschrijven hoe ze worden verteerd tot bouwstenen die door de darm kunnen

Slide 3 - Tekstslide

de darmen zorgen voor ... dat je een goede weerstand hebt
A
5%
B
25%
C
50%
D
80%

Slide 4 - Quizvraag

hoeveel soorten bacteriën zitten in je darmen?
A
2-10
B
20-100
C
200-1.000
D
2.000-10.000

Slide 5 - Quizvraag

hoe lang is het maagdarmkanaal (van mond tot kont)?
A
8 meter
B
6 meter
C
4 meter
D
2 meter

Slide 6 - Quizvraag

hoe ziet (chemisch) suiker er uit?
A
B
C
D

Slide 7 - Quizvraag

het verteringsproces
  • de mens heeft energie nodig
  • energie krijgen we via voedsel
  • grote voedingsstoffen worden klein gemaakt (verteerd), zodat ze opgenomen kunnen worden in de darmen
  • verteren, opnemen en uitscheiden gebeurt in het spijsverteringsstelsel
Verteringsproces
en organen
van het spijsverteringsstelsel

Slide 8 - Tekstslide

het verteringsproces
  • de mens heeft energie nodig
  • energie krijgen we via voedsel
  • grote voedingsstoffen worden klein gemaakt (verteerd), zodat de darmen ze opnemen
  • verteren, opnemen en uitscheiden gebeurt in het spijsverteringsstelsel

Slide 9 - Tekstslide

organen van de spijsvertering
Spijsverteringskanaal
  • mond keelholte
  • slokdarm (oesofagus)
  • maag (gaster)
  • dunne darm
  • dikke darm (colon)

Slide 10 - Tekstslide

organen van de spijsvertering
Bijbehorende organen
  • lever (hepar)
  • galblaas
  • alvleesklier (pancreas)

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

basisfuncties
  • transport (peristaltiek)
  • vertering
  • opname van stoffen (resorptie)
  • uitscheiding



Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

voedingsstoffen
Kleine voedingsstoffen kunnen zonder bewerking worden opgenomen in de darmen.
  • vitamines
  • mineralen
  • water

Slide 17 - Tekstslide

voedingsstoffen
Grote voedingsstoffen moeten met  een bewerking (verteerd) worden opgenomen in de darmen.
  • koolhydraten (suikers)
  • vetten
  • eiwitten

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

koolhydraten (suikers)

  • zetmeel is een voorbeeld
  • koolhydraten moeten verteerd: de kleinste eenheid van koolhydraten is glucose
  • het lichaam gebruikt koolhydraten als brandstof

Slide 21 - Tekstslide

vetten (lipiden)

  • vetten lossen niet op in water
  • het lichaam gebruikt vetten als brandstof

Slide 22 - Tekstslide

eiwitten (proteïnen)
  • gebruik bij alle functies en activiteiten van het lichaam
  • in darmkanaal worden de eiwitten tot aminozuren afgebroken en opgenomen in het bloed
  • het lichaam gebruikt eiwitten als bouwstof
  • geen reserve opslag in lichaam
  • Verschillende functies

Slide 23 - Tekstslide

Functies van eiwitten

Slide 24 - Open vraag

Functies eiwitten
* het geven van structuur (als bouwstof in een celmembraan)
* Versnellen van chemische omzettingen
* Transport (transporteiwitten, deze stoffen vervoeren stoffen in en uit cellen naar het bloed)
* informatie doorgeven (door receptoreiwitten, soort antenne)
* Spierwerking(2 samentrekbare eiwitten)
* Bescherming (bijv. antistoffen en stollingsfactoren in bloed)
* Energiebron (als er geen glucose en vetten meer beschikbaar zijn)

Slide 25 - Tekstslide

noem een vitamine

Slide 26 - Woordweb

noem een mineraal

Slide 27 - Woordweb

Slide 28 - Tekstslide

het verteringsproces
  • het maagdarmkanaal heeft op vaste plaatsen klierweefsel
  • deze spijsverteringsklieren maken verteringssap
  • het sap bestaat uit een enzym, slijm en aanvullende stoffen

Slide 29 - Tekstslide

het verteringsproces
  • verteren betekent het klein maken van voedingsstoffen
  • voedingsstoffen vallen heel traag uit elkaar; het lichaam heeft stoffen om dit te versnellen
  • zo'n stof heet enzym

Slide 30 - Tekstslide

het verteringsproces
  • het maagdarmkanaal maakt verschillende enzymen
  • iedere voedingsstof heeft zijn eigen enzym

Slide 31 - Tekstslide

voedingsstof
enzym
bouwsteen
koolhydraten
amylase
glucose
vetten
lipase
glycerol + vetzuren
eiwitten
pepsine
aminozuur

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide


wat onthoud je
van deze
les
?

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide