Startlessen H6: 1.5 over Fossielen

Startlessen H6: 1.5 over Fossielen
Les 1: Formatieve toets deel 2 P3
Fossielen. Uitleg en voorbeelden van fossielen
Les 2: Toets P3
Fossielen: Uitleg Datering en check 1.5
Volgende les: Huiswerk: 1.5 bestuderen en online maken.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Startlessen H6: 1.5 over Fossielen
Les 1: Formatieve toets deel 2 P3
Fossielen. Uitleg en voorbeelden van fossielen
Les 2: Toets P3
Fossielen: Uitleg Datering en check 1.5
Volgende les: Huiswerk: 1.5 bestuderen en online maken.

Slide 1 - Tekstslide

Dieren van vroeger (fossielen)
Leerdoelen 1.5:

1. Je beschrijft hoe fossielen
    ontstaan
2. Je legt uit hoe
     paleontologen de ouderdom
     van fossielen bepalen
Begrippen:
fossielen: organische delen van organismen die niet worden  afgebroken door bacteriën en waar verstening ontstaat.

Levende fossielen leefden ook heel vroeger maar zijn nooit uitgestorven

Paleontologen: onderzoekers naar fossielen.

Ouderdom van het fossiel bepalen: 
vergelijken met gidsfossielen in de aardlaag of
aan de hand van de radioactiviteit van aanwezige stoffen zoals koolstof of uranium. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Oorzaken Fossilisatie
Verstening:
- Harde delen zoals skelet, schelp of tanden blijven intact en verstenen door druk (zand/slik of op de bodem rivier/zee) 
- Of er ontstaat een afdruk in steen. 

Slide 5 - Tekstslide

Sedimentair gesteente: gesteentelagen

Slide 6 - Tekstslide

Als een overblijfsel van een organisme/ afdruk ervan wordt bedekt met sediment krijgen bacteriën of schimmels geen tijd om de resten af te breken, de zachte delen vergaan wel te snel om te fossiliseren. Het sediment versteent het fossiel. 

Slide 7 - Tekstslide

Fossielen
  • zachte delen
verdwijnen

  • harde delen
verstenen

Slide 8 - Tekstslide

Fossielen
  • Dode resten bedekt met sediment waardoor reducenten ze niet kunnen afbreken
  • Zachte delen vergaan, harde delen verstenen

Slide 9 - Tekstslide

Fossielen
Fossielen: versteende overblijfselen van organismen (of afdrukken) in gesteenten.

Resten bedenkt door sediment 

Hoe dieper het fossiel, hoe ouder deze is

Fossielen laten zien dat soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen!
Waarom worden er meer fossielen gevonden van schelpdieren en gewervelden?
-Zachte delen vergaan te snel om te fossiliseren.
Sediment = lagen van zand- of kleideeltjes.
Als sedimentatie snel gebeurd kunnen bacteriën en schimmels de resten niet goed afbreken en verstenen de sedimenten
Uitleg
-Nieuwe sedimenten worden boven op oudere lagen afgezet.
-De jongste lagen liggen aan de oppervlakte
Afbeelding: De vis is het oudst en de aap het jongst

Slide 10 - Tekstslide

  • Dode resten bedekt met sediment waardoor reducenten ze niet kunnen afbreken
  • Zachte delen vergaan, harde delen verstenen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Koolstof veranderd in Stikstof. Dit geeft straling.

Neem de grafiek over

Hoeveel radioactiviteit heeft een mammoetbot van 20.000 jaar oud?
(zet in de grafiek)

Hoe oud is een fossiel van een kat uit een Egyptisch graf met 60% (0,6) radioactiviteit ongeveer? 
(zet ook in de grafiek)

Aantekening

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Wat is een fossiel?
A
aardlagen van verschillende jaren
B
botten van een dood dier
C
rest of afdruk van een organisme in gesteente
D
gesteente in lagen

Slide 16 - Quizvraag

Wat is geen fossiel?
A
Een eierschaal van een kip
B
Een pootafdruk van een dinosaurus in versteende modder
C
Een schelp van een schelpdier in een dikke laag kalk
D
Versteend bot van een mens

Slide 17 - Quizvraag

Zet de gebeurtenissen op de juiste volgorde van 1 - 7.
1
2
3
4
5
6
7
het zand en klei verstenen
De dode vis ligt op de zeebodem
De vis gaat dood
de zeebodem stijgt boven de waterspiegel
Zand en klei bedekken de vis
De levende vis zwemt in zee
Door erosie komen aardlagen bloot te liggen

Slide 18 - Sleepvraag

Met hulp van gidsfossielen kunnen wetenschappers aardlagen dateren. Welke fossielen zijn het best te gebruiken als gidsfossielen?
A
Van een soort die voor korte tijd in een bepaald gebied voorkomt.
B
Van een soort die voor korte tijd wijdverspreid voorkomt.
C
Van een soort die gedurende lange tijd in een bepaald gebied voorkomt.
D
Van een soort die gedurende lange tijd wijdverspreid voorkomt.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de meest betrouwbare manier van het op leeftijd bepalen van een krokodillenfossiel?
A
Vergelijken met varen-fossielen in dezelfde aardlaag
B
Vergelijken met dromaeosaurus- fossielen in dezelfde aardlaag
C
Ouderdomsbepaling op basis van koolstof
D
Ouderdomsbepaling op basis van gidsfossielen

Slide 20 - Quizvraag

Voorbeeld C14:
Fossiel met 25% oorspronkelijke koolstof-14
en halveringstijd 5730 jaar is hoe oud?
timer
1:00
A
5730 jaar
B
11460 jaar
C
1433 jaar
D
22920 jaar

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een levend fossiel?
A
een dier dat sinds zijn ontstaan lang geleden nauwelijks is veranderd
B
een dier dat heel oud kan worden
C
een modern dier dat erg lijkt op een uitgestorven soort

Slide 22 - Quizvraag


Om te berekenen hoe oud een fossiel is, kan gebruikt worden gemaakt van de halfwaardetijd van bepaalde radioactieve moleculen. Een levend organisme heeft een bepaald percentage 14C in het lichaam. Na hun dood vervalt de 14C langzaam: na 5730 jaar is nog de helft van het 14C over. De leeftijd van het fossiel van Homo floresiensis is door middel van de radioactieve koolstof 14C-methode geschat op circa 18 000 jaar. Welk percentage van de oorspronkelijke hoeveelheid 14C was er nog ongeveer over in de fossielen van Homo floresiensis?
A
0,5 dus 5%
B
0,1 dus 10%
C
0,25 dus 25%
D
0,5 dus 50%

Slide 23 - Quizvraag

Het meisje van Ide heeft 80%
van de C-14 in haar cellen.
Hoe lang geleden leefde zij?
A
50 jaar
B
200 jaar
C
2000 jaar
D
5730 jaar

Slide 24 - Quizvraag