NE 1B - L H4, TV (les 1-4)

Welkom
Nederlands
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Lezen

Slide 2 - Tekstslide

Programma
Deze les
  • Samen lezen (10 minuten).
  • Leesvaardigheid (20 minuten).
  • Woordenschat (15 minuten)
  • Afronden (5 minuten).

Nieuw lesdoel
  • Je weet hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd moet spellen.
Herkansing boekopdracht
07-02-2020

Slide 3 - Tekstslide

Lezen H4: Structuur tekst
Leerdoel
  • Je kunt de structuur van de tekst herkennen: inleiding, middenstuk, slot.

Herhaling leesvaardigheid
Hoofdstuk 1: Je kunt het onderwerp van de tekst vinden.
  • Titel, plaatjes, kopjes, opvallende woorden, eerste alinea bekijken > waarover gaat de tekst?
Hoofdstuk 2: Je weet waar een alinea over gaat.
  • Alinea = tekstblok.
  • De belangrijkste informatie staat vaak in de eerste of laatste zin > waarover gaat de alinea?
Hoofdstuk 3: Je kunt zoekend lezen.
  • Tussenkopjes, opvallende woorden, opvallende tekens > welke informatie heb je nodig?
Let op
Toets Lezen hst 1-5

Slide 4 - Tekstslide

Lezen H4: Structuur tekst
Leerdoel
  • Je kunt de structuur van de tekst herkennen: inleiding, middenstuk, slot.

Uitleg
  • Maak de startopdracht (blz 124).

  • Teksten bestaan uit drie delen: inleiding, middenstuk, slot.
  • Inleiding (vaak één alinea) > kennismaken met onderwerp (voorbeeld, anekdote, nieuwsfeit).
  • Middenstuk (vaak meer alinea's) > informatie over het onderwerp (deelonderwerpen).
  • Slot (vaak laatste alinea) > afsluiting onderwerp (samenvatting).
Let op
Toets Lezen hst 1-5

Slide 5 - Tekstslide

Lezen H4: Structuur tekst
Leerdoel
  • Je kunt de structuur van de tekst herkennen: inleiding, middenstuk, slot.

Opdracht
  • Maak opdracht 1 (blz 125).
  • Maak opdracht 2 (blz 126).
Let op
Toets Lezen hst 1-5

Slide 6 - Tekstslide

Taalverzorging H4: Persoonsvorm
Leerdoel
  • Je weet wat de persoonvorm is.
  • Je kunt de persoonsvorm goed spellen in de tegenwoordige tijd.

Opdracht: Maak met de volgende woorden een zin.
  • jongen - meisje
  • gamer - spel
  • leerling - docent
  • Denk na: Welke woordsoort heb je iedere keer nodig om een zin te maken?

Slide 7 - Tekstslide

Taalverzorging H4: Persoonsvorm
Leerdoel
  • Je weet wat de persoonvorm is.
  • Je kunt de persoonsvorm goed spellen in de tegenwoordige tijd.

Opdracht: Maak met de volgende woorden een zin.
  • jongen - meisje
  • gamer - spel
  • leerling - docent

Denk na
  • Welke woordsoort heb je iedere keer nodig om een zin te maken?

Slide 8 - Tekstslide

Taalverzorging H4: Persoonsvorm
Leerdoel
  • Je weet wat de persoonvorm is.
  • Je kunt de persoonsvorm goed spellen in de tegenwoordige tijd.

Uitleg
  • De persoonvorm vertelt wat er wordt gedaan in de zin. De jongen kust het meisje.
  • De persoonsvorm kan ook een ander werkwoord helpen. De jongen heeft het meisje gekust.
  • Herhaling: De persoonvorm vind je door de zin vragend te make (gesloten vraag!), de tijd te veranderen (vt <> tt) of het aantal van het onderwerp te veranderen (ev < > mv).
  • De persoonvorm spel je door de ik-vorm te vinden.

Slide 9 - Tekstslide

Taalverzorging 3.2: ik-vorm in de tt
Leerdoel
  • Je kunt de ik-vorm van werkwoorden in de tegenwoordige tijd spellen.

Uitleg
  • Ik-vorm (stam) = de vorm van het werkwoord die achter ik komt.
  • Basisregel -en: denken > denk-en > denk.
  • Let op de lange klanken: slapen > slaap.
  • Nooit -v of -z aan het eind: proeven > proev-en > proef/reizen > reiz-en > reis.
  • Nooit dubbele medeklinker aan het eind: bukken > bukk-en > buk.

Slide 10 - Tekstslide

Taalverzorging H4: Persoonsvorm
Leerdoel
  • Je weet wat de persoonvorm is.
  • Je kunt de persoonsvorm goed spellen in de tegenwoordige tijd.

Opdracht
  • Bekijk de theorie op blz 146.
  • Maak opdracht 1-3 (blz 147).

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk
Programma
  • Afronden (5 minuten)

Controle
  • In welke alinea zoek je eerst om het onderwerp van een tekst te vinden?
  • Vul de juiste vorm in: Straks gebeur/gebeurt/gebeurd/gebeurdt er iets vreselijks.

Huiswerk
  • ...

Slide 12 - Tekstslide