3.3 Het leven in het Romeinse rijk

par 3.3 Leven in het Romeinse Rijk
Lesdoel= Hoe zag de Romeinse samenleving eruit in de 2de eeuw v.C?




Maar eerst een stukje herhaling. Lees par 3.2 vanaf blz 55
timer
3:00
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

par 3.3 Leven in het Romeinse Rijk
Lesdoel= Hoe zag de Romeinse samenleving eruit in de 2de eeuw v.C?




Maar eerst een stukje herhaling. Lees par 3.2 vanaf blz 55
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Hoe wordt de bestuursvorm genoemd van de Romeinen na de koning(en)?
A
Democratie
B
Aristocratie
C
Republiek
D
Keizerrijk

Slide 2 - Quizvraag

Wat voor soort mensen zaten er in de senaat?
A
alle Romeinse burgers
B
Consuls
C
Rijke Romeinse mannen
D
Rijke en belangrijke Romeinse mannen

Slide 3 - Quizvraag


Wie waren er machtiger:
De 2 consuls of de senatoren?
A
De consuls
B
De senatoren

Slide 4 - Quizvraag

Hoe kon het Romeinse Rijk zo groot worden?
A
Door de handel
B
Door een sterk leger
C
Door de macht van de rijke families
D
Omdat een keizer aan de macht stond

Slide 5 - Quizvraag

Wie was de baas in het Romeinse Rijk in de tweede eeuw v.Chr?
A
De Senaat. Het Romeinse rijk was een republiek
B
Het hele volk
C
De keizer. Het Romeinse rijk was een keizerrijk
D
Het leger

Slide 6 - Quizvraag

Wie had er vetorecht
A
Senaat
B
Consuls
C
volksvergadering

Slide 7 - Quizvraag

Elk jaar koos het Romeinse volk consuls. Hoeveel consuls werden er gekozen?
A
4
B
3
C
2
D
Groep van 50 mannen

Slide 8 - Quizvraag

Waar of niet waar?

Het Romeinse leger is het eerste goedgeorganiseerde beroepsleger.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Laatste vraag: Wat was geen reden voor het succes van het Romeinse leger?
A
Het leger was goed bewapend en goed getraind
B
Eer om te mogen vechten
C
Het leger was goed georganiseerd
D
Sterkste mensen

Slide 10 - Quizvraag

par 3.3 Leven in het Romeinse Rijk
Lesdoel= Hoe zag de Romeinse samenleving eruit in de 2de eeuw v.C?




Neem voor je de introblz van par 3.3: blz 57

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Leven op het platteland

- Landbouwstedelijke samenleving: de meeste mensen wonen op het platteland
- Boeren waren vaak gedwongen hun grond te verkopen aan grootgrondbezitters: door oorlogen konden zij hun boerderij niet onderhouden. 
- Boerenfamilies trokken naar de stad op zoek naar werk
- Grootgrondbezitters leefden in villa's

Slide 13 - Tekstslide


Grootgrondbezitters (rijke Romeinen)



  • Wonen in villa's.
  • Op hun landgoed verbouwen slaven graan, druiven en olijven.

Slide 14 - Tekstslide

Dit is een villa rustica, een soort boerderij. Naast dit type villa, bestond er ook de villa urbana. 
Het meeste werk rondom de villa werd gedaan door slaven.
Veel villa's hadden uitgebreide badruimten met vloerverwarming
Er waren appartementen voor de villicus (de toezichthouder) en de actor (de boekhouder) en ook slaapvertrekken voor de slaven.
Een villa rustica bestond vaak uit verschillende gebouwen, zoals het woonhuis, de stallen en de voorraadschuren.

Slide 15 - Tekstslide


Proletariërs (arme Romeinen)

  • Proletariërs: arme Romeinen die vrijwel niets hebben. 
  • Soms zijn zij boeren geweest die niet konden concurreren tegen de grote boerderijen. 


De huizen van proletariërs hadden geen eigen toiletten. Je moest dan naar dit soort openbare toiletten in Rome: gezellig met z'n allen roddelen terwijl je je behoeften doet. Echt schoon was het allemaal niet: uit onderzoek werd duidelijk dat het enorme bron van parasieten en infecties.
Privé-toiletten kwamen pas later, en alleen voor mensen die dat konden betalen. 

Slide 16 - Tekstslide

Leven in de stad
- Proletariërs: burgers die niets bezaten behalve hun kinderen

- Afhankelijk van nobiles -> deze zaten in de senaat, voerden het leger aan en bezaten veel grond

- 'Brood en spelen' om onrust en opstanden te voorkomen




Slide 17 - Tekstslide








Dit is insula, een flatgebouw in Rome. De woningen werden gehuurd door de armere Romeinen. De meeste insulae waren 4 of 5 verdiepingen hoog. De bouwkwaliteit was niet best: bijna dagelijks waren er branden en instortingen.
De kamers bovenin een insula waren de slechtste kamers: hier woonden de proletariërs.
Hoewel er in sommige gebouwen stromend water was, moesten de bewoners van een insula het water vaak uit een fontein op straat halen.
Hoewel de meeste kamers in een insula klein en donker waren, was er wel verschil: de grotere kamers waren voor mensen met iets meer geld.
De meeste insulae hadden geen toiletten of keukens. Moest je naar de wc, dan ging je naar een openbaar toilet. En wilde je wat eten, dan ging je naar een thermopolium, een soort snackbar.

Slide 18 - Tekstslide


Slaven


Slavernij was bij de Romeinen heel normaal. Slaaf werd je bijvoorbeeld omdat jouw land was veroverd, of omdat je je schulden niet kon betalen. 

Omdat de Romeinen veel gebieden veroverden, waren er veel slaven in Rome: 
van de miljoen inwoners waren ongeveer 400.000 slaven!
Twee jonge slaven. De linker draagt water en handdoeken; de rechter een mand met bloemen.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Werktijd

  • Lees blz 57 t/m 59
  • Bekijk ontdekkingsplaten
  • Tijd over: zoek op internet eventuele extra informatie

timer
5:00

Slide 21 - Tekstslide

Wat zijn proletariërs?
A
Arme Romeinen
B
Slaven
C
Arme en werkeloze Romeinen
D
Ambachtslieden

Slide 22 - Quizvraag

Claudius. Hij is rijk en bezit veel slaven.

Claudius woont in een:

A
villa
B
insula
C
amfitheater
D
woonkazerne

Slide 23 - Quizvraag

Julius. Hij is een arme Romein van 41 jaar oud.

Julius woont in een:


A
villa
B
insula
C
amfitheater
D
villa van een grootgrondbezitter

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de beste omschrijving van een agrarisch-stedelijke samenleving?

A
Samenleving waarin sommige mensen op het platteland leven en andere mensen in steden.
B
Samenleving waarin de meeste mensen in steden leven en een klein aantal op het platteland.
C
Samenleving waarin de meeste mensen op het platteland leven en een klein aantal in steden.
D
Samenleving waarin agrariërs (boeren) ook in de stad leven.

Slide 25 - Quizvraag

Welke uitspraak is juist?
A
De Nobiles hebben het meest aanzien
B
De vrije boeren hebben het meest aanzien
C
De proletariers staan het laagst in aanzien
D
Nobiles en proletariers vormen het bestuur

Slide 26 - Quizvraag