§1.3 Budgetteren moet je leren

§1.3 Budgetteren moet je leren.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

§1.3 Budgetteren moet je leren.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Hoe kun je je geld van maand naar jaar omrekenen?
A
x 52
B
x 15
C
x 30
D
x12

Slide 3 - Quizvraag

Huishoudelijke uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
Huur
Vakantie
Meubels
Energiekosten
Verzekering
Cadeautjes
Uitgaan
Persoonlijke verzorging
Boodschappen

Slide 4 - Sleepvraag

Welke formule gebruiken we bij het omrekenen van week naar maand?
A
bedrag x 12 : 52
B
bedrag x 52 : 12
C
bedrag : 12 x 52
D
bedrag : 52 x 12

Slide 5 - Quizvraag

WAT IS EEN BUDGET?
A
geld wat je te besteden hebt
B
dat zijn onkosten
C
dat is een begroting
D
geld voor oliebollen

Slide 6 - Quizvraag

Welke formule gebruiken we bij het omrekenen van maand naar week?
A
bedrag x 12 : 52
B
bedrag x 52 : 12
C
bedrag : 12 x 52
D
bedrag : 52 x 12

Slide 7 - Quizvraag

Wat is budgetteren?
A
een begroting maken van je inkomsten en uitgaven
B
een plan maken
C
geld sparen
D
geld uitgeven

Slide 8 - Quizvraag

Als blijkt dat je elke maand meer geld uitgeeft dan je binnenkrijgt, kun je een aantal dingen doen om dit op te lossen. Wat zou je kunnen doen?

Slide 9 - Open vraag

Wat is budgetteren?
A
Direct geld uitgeven als je salaris is gestort.
B
Je uitgaven aanpassen aan je inkomsten.
C
Meer geld uitgeven dan je hebt.
D
Het geld dat je kunt uitgeven.

Slide 10 - Quizvraag

Inkomsten uit arbeid
Overdrachts inkomen
Inkomsten uit bezit
Loon
Oppasgeld
Bijstandsuitkering
Vakantiegeld
ontvangen huur
Rente
Winst
Kinderbijslag
Verjaardagsgeld
Zakgeld
Kleedgeld
Studiefinanciering
Uitkering
Erfenis

Slide 11 - Sleepvraag

Hoe kun je je geld van jaar naar maand omrekenen?
A
: 45
B
: 52
C
: 53
D
:12

Slide 12 - Quizvraag

Waarom kun je niet zo makkelijk bezuinigen op vaste lasten?

Slide 13 - Open vraag

€ 10 per week omrekenen naar een maand bedrag doe je zo:
A
€10 x 4
B
€10 x 52 : 12
C
€10 x 12 : 52
D
€10 x 4,3

Slide 14 - Quizvraag

Goed bezig!
 
Maak nu som 12 tm 17 op blz. 33 en blz.34 in je boek.

Slide 15 - Tekstslide