GENDER Vooroordelen en stereotypen

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
KWALITEITSVOL WERKEN IN DE ZORGSecundair onderwijs

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Noteer de volgende begrippen op de juiste plaats:
seksuele aantrekking
genderexpressie
romantische aantrekking
genderidentiteit
geslacht 

Sleepoefening op volgende pagina

Slide 2 - Tekstslide

genderidentiteit
romantische aantrekking
genderexpressie
geslacht
seksuele aantrekking

Slide 3 - Sleepvraag

Slide 4 - Tekstslide

XX
oestrogeen
BIOLOGISCHE KENMERKEN
INNERLIJKE GEVOEL
VERPAKKING
SEXUELE EN ROMATISCHE AANTREKKING
baarmoeder
testosteron
XY
penis
teelbal
genderqueer
vagina
intersekse
vrouw
man
transgender
lang haar
genderfluïde
jurk
gestiek
broek
stem
make-up
aseksueel
hetero
homo
panseksueel
lesbisch
bi

Slide 5 - Sleepvraag

Aromantisch betekent hetzelfde als aseksueel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Een aseksueel persoon heeft geen interesse in seks.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Het mannelijke geslachtshormoon heet...

Slide 8 - Open vraag

Iemand genderfluïde ...
A
heeft geen gender.
B
heeft een derde geslacht.
C
wisselt tussen genders.

Slide 9 - Quizvraag

Bo Van Spilbeeck, Sam Bettens, ...
zijn ...

Slide 10 - Open vraag

Personen geboren met mannelijke en vrouwelijke geslachtskenmerken zijn...
A
panseksueel
B
intersekse personen
C
aseksueel

Slide 11 - Quizvraag

Waar heeft je genderidentiteit mee te maken?
A
met hoe je je voelt
B
met hoe anderen je zien
C
met hoe je je kleedt
D
met hoe je je gedraagt

Slide 12 - Quizvraag

Met de term 'gender' bedoelt men
A
Het biologisch geslacht
B
Het geheel van sociale verwachtingen over vrouwelijkheid en mannelijkheid

Slide 13 - Quizvraag

Transgender betekent...
A
dat iemand genderidentiteit en geslacht WEL overeenkomen
B
dat je meerdere genderidentiteiten hebt en die niet overeenkomen
C
dat iemands genderidentiteit en geslacht NIET overeenkomen

Slide 14 - Quizvraag

Naast je geslacht, genderidentiteit en je seksuele en romantische aantrekking is er ook nog je...
A
genderexpressie
B
genderimpressie
C
gendertransmissie
D
gendertransitie

Slide 15 - Quizvraag

Iemand die intersekse is
A
Heeft geen voorkeur voor eigen sekse
B
Heeft zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken

Slide 16 - Quizvraag

De manier waarop je je gedraagt, kleedt, spreekt, beweegt, ... noemen we
A
Genderidentiteit
B
Genderexpressie

Slide 17 - Quizvraag

Als hetero voel je je romantisch of seksueel aangetrokken tot
A
een persoon van het andere geslacht
B
een persoon van het zelfde geslacht

Slide 18 - Quizvraag

Cisgender
A
Je innerlijke gevoel komt niet overeen met je geboortegeslacht
B
Je innerlijke gevoel komt overeen met je geboortegeslacht

Slide 19 - Quizvraag

Transvrouw
A
bij de geboorte man als man geregistreerd maar met een vrouwelijke genderidentiteit
B
bij geboorte als vrouw geregistreerd maar met een mannelijke genderidentiteit

Slide 20 - Quizvraag

Je gender is op wie je valt
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

LHBTQ+
De L staat hierin voor:
A
lesbienne
B
levenswijze
C
liefde

Slide 22 - Quizvraag

Wat betekent Queer
(de Q in LHBTQ+)
A
iemand die zich gay gedraagt
B
iemand die niet in een hokje geplaats wil worden
C
een man die graag vrouwenkleren draagt
D
iemand die zich niet thuis voelt in het geboren lichaam

Slide 23 - Quizvraag

Waarvoor staat de T in LHBTQ+
A
TRAVESTIET
B
TRANSGENDER
C
TRANSFORMER
D
TRANSPORTER

Slide 24 - Quizvraag