Klas 1 ch2 - HH C verbes -er & leercarrousel

BONJOUR &
BIENVENUE
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

BONJOUR &
BIENVENUE

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

    Programme
- Parler en français
- Révision les verbes -er
- Leercarrousel 
- Les devoirs
- Blooket

Slide 3 - Tekstslide

Les buts d'aujourd'hui
But 1: ik begrijp hoe ik de regelmatige werkwoorden die eindigen op -er moet vervoegen.

But 2: Ik kan in het Frans vertellen wat ik liever heb.

But 3: Ik kan iets bestellen in het Frans.


Slide 4 - Tekstslide

Bonjour
Se présenter.....

Slide 5 - Tekstslide

Tu préfères ... ?
faire du shopping
faire du sport
Tu préfères ... ?

Slide 6 - Tekstslide

Tu préfères ... ?
manger
dormir
Tu préfères ... ?

Slide 7 - Tekstslide

Tu préfères ... ?
le français
l'anglais
Tu préfères ... ?

Slide 8 - Tekstslide

Tu préfères ... ?
le foot
le volley
Tu préfères ... ?

Slide 9 - Tekstslide

Tu préfères ... ?
lire
regarder un film
Tu préfères ... ?

Slide 10 - Tekstslide

Tu préfères ... ?
un chien
un chat
Tu préfères ... ?

Slide 11 - Tekstslide

Tu préfères ... ?
Paris
Londres
Tu préfères ... ?

Slide 12 - Tekstslide

Tu préfères ... ?
l'été
l'hiver
Tu préfères ... ?

Slide 13 - Tekstslide

Tu préfères ... ?
rouge
vert
Tu préfères ... ?

Slide 14 - Tekstslide

Tu préfères ... ?
Netflix
YouTube
Tu préfères ... ?

Slide 15 - Tekstslide

Tu préfères ... ?
l'ordinateur
le portable
Tu préfères ... ?

Slide 16 - Tekstslide

Tu préfères ... ?
la plage
les montagnes
Tu préfères ... ?

Slide 17 - Tekstslide

Tu préfères ... ?
la glace
le chocolat
Tu préfères ... ?

Slide 18 - Tekstslide

Tu préfères ... ?
l'école
le travail
Tu préfères ... ?

Slide 19 - Tekstslide

Tu préfères ... ?
le bain
la douche
Tu préfères ... ?

Slide 20 - Tekstslide

Tu préfères ... ?
le train
l'avion
Tu préfères ... ?

Slide 21 - Tekstslide

Tu préfères ... ?
le café
le thé
Tu préfères ... ?

Slide 22 - Tekstslide

Tu préfères ... ?
le cinéma
la télé
Tu préfères ... ?

Slide 23 - Tekstslide

Tu préfères ... ?
le village
la ville
Tu préfères ... ?

Slide 24 - Tekstslide

Tu préfères ... ?
le livre
le magazine
Tu préfères ... ?

Slide 25 - Tekstslide

Tu préfères ... ?
les frites
le 
hamburger
Tu préfères ... ?

Slide 26 - Tekstslide

Tu préfères ... ?
le matin
le soir
Tu préfères ... ?

Slide 27 - Tekstslide

Tu préfères ... ?
le petit-déjeuner
le diner
Tu préfères ... ?

Slide 28 - Tekstslide

Tu préfères ... ?
le soleil
la lune
Tu préfères ... ?

Slide 29 - Tekstslide

Tu préfères ... ?
le chocolat
les chips
Tu préfères ... ?

Slide 30 - Tekstslide

Les verbes -er

aider, préférer, regarder, parler

Stap 1: 'er' eraf --> aid
Stap 2: uitgang

Slide 31 - Tekstslide

Les verbes réguliers en -ER

Slide 32 - Tekstslide

Een ESkimo Eet ONS EZeltje ENTerecht

Slide 33 - Tekstslide

Je
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles




 Een
ESkimo
Eet 
ONS
EZeltje
EN Terecht

Slide 34 - Tekstslide

timer
3:00
Ik
Jij
Hij
Zij (👩🏼)
Wij / Men
Wij
Jullie / U
Zij (👩🏼👩🏼)
Zij (👨🏽👨🏽)
Je
Tu
Il
Elle
On
Nous
Vous
Ils
Elles

Slide 35 - Sleepvraag

Instructie
  • Wat? Jullie gaan een leercarrousel doen
  • Hoe? In groepen van 4 
  • Hulp? De instructie ligt per spel op tafel
  • Tijd? 5 minuten per ronde

  • Uitkomst? Ik oefen spreekvaardigheid / woordenschat & grammaire
  • Klaar? Ga verder met Slim Stampen / les devoirs
timer
5:00

Slide 36 - Tekstslide

Leercarrousel
Jullie gaan in groepen verschillende spellen doen om de stof weer te herhalen. De spellen gaan over:
- Spel (2x) 'Tu préfères quoi?': Vertel steeds wat je liever hebt en waarom.
- Bordspel: kies een werkwoord en ga het spel spelen. Vervoeg op de juiste manier. 
- Kaarten met werkwoorden op -er:  leerling A & B spelen tegen leerling C & D. Leerling A pakt 2 kaarten voor leerling B (een werkwoord en persoonlijk vnw). Binnen 10 seconden moet leerling B het goed kunnen vervoegen. Als dat gelukt is, heeft het team een punt en mogen leerlingen C & D hetzelfde doen.
Pizzaspel: een leerling is de pizzabakker. Een andere leerling wil bestellen en geeft door wat hij/zij op de pizza wil. Doet de pizzabakker dit helemaal goed? Dan is de klant/gast tevreden en wisselen jullie van rol. Voorbeeld: Sur ma pizza, je voudrais: trois fromages, 4 salamis et 2 olives.
timer
7:00

Slide 37 - Tekstslide


venir
aussi
arriver
détester
cher
le légume
le lait
manger
ouvert
le poulet
l'eau


Slide 38 - Tekstslide


venir
aussi
arriver
détester
cher
le légume
le lait
manger
ouvert
le poulet
l'eau


Slide 39 - Tekstslide

La glace
Je prends
commencer
C'est qui
La viande
Le poisson
manger
détester
Het ijs
Wie is dat
De vis
hekel hebben aan
beginnen
Ik neem
eten
Het vlees

Slide 40 - Sleepvraag

La glace
Je prends
Je voudrais
Tu peux
La viande
Le légume
manger
détester
Het ijs
Jij kunt
De groente
hekel hebben aan
Ik zou graag willen
Ik neem
eten
Het vlees

Slide 41 - Sleepvraag

Les devoirs
Faites les exercices D. 18a & 19 à la page 75

Apprenez voca bloc E à la page 93

Slide 42 - Tekstslide

Au revoir!

Slide 43 - Tekstslide

Vous avez compris? 

 1. Ils (regarder)__________le film.
2. Vous (parler)_________néerlandais.
                        3. Tu (adorer)____________ le chocolat.
4 Julie (manger)______ le chocolat
5 Sophie & Philip (écouter) _____ la musique

Stap 1: van het hele werkwoord haal je '-er- eraf, dan heb je de stam
Stap 2: voeg de juiste uitgang toe.


Slide 44 - Tekstslide

Ils (regarder)__________le film.
Schrijf alleen het werkwoord op.

Slide 45 - Open vraag

Vous (parler)_________néerlandais.
Schrijf alleen het werkwoord op.

Slide 46 - Open vraag

Tu (adorer)_____________ le chocolat.
Schrijf alleen het werkwoord op.

Slide 47 - Open vraag

Il y a des questions?

Slide 48 - Woordweb

Les devoirs: faites les exercices D. 16, 17, 18 & 19 à la page 72
Apprenez voca AB + phrases-clés C (pages 92 & 94)
Regardez la vidéo: https://www.youtube.com/watch?v=t3U5TsjWaMg

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Link

Vous avez compris? 

 1. Mes parents (regarder)__regard____le film.
2. Ma cousine (parler)_________néerlandais.
                        3. Rose et Philippe (adorer)_____________ le chocolat.


Stap 1: van het hele werkwoord haal je '-er- eraf, dan heb je de stam
Stap 2: voeg de juiste uitgang toe.


Slide 51 - Tekstslide