21 verkleinwoorden

verkleinwoorden


Lesdoel: Ik kan verkleinwoorden goed spellen.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

verkleinwoorden


Lesdoel: Ik kan verkleinwoorden goed spellen.

Slide 1 - Tekstslide

Verkleinwoorden
- Een verkleinwoord is altijd een zelfstandig naamwoord.      
- Verkleinwoorden in het enkelvoud zijn altijd HET-woorden.
- Verkleinwoorden in het meervoud zijn altijd DE-woorden.  

Slide 2 - Tekstslide

Verkleinwoorden
- Er zijn vijf uitgangen die een verkleinwoord kan hebben:
-je, -tje, -etje, -pje, -kje

Slide 3 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Bij de meeste woorden met 1 lettergreep voeg je -je toe.

huisje 
muisje
stadje
dorpje
koekje

Slide 4 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Na een m komt -pje
boompje 
raampje  
alarmpje 
bloempje
pluimpje 





Slide 5 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Bij woorden met een  2-tekenklank  die eindigen op 
l, n, w, r  komt - tje
        uil         -     uiltje         
    tuin      -     tuintje 
            pauw   -      pauwtje     
      deur     -     deurtje  






Slide 6 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Bij woorden met meer dan 1 lettergreep die  eindigen 
op  l, n, w, r of een klinker komt -tje 
penseeltje               
banaantje               
radartje                   
gebouwtje             
chocolaatje           




Slide 7 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Bij woorden die eindigen op een klinker komt -tje
      dame      -    dametje        
    opa          -    opaatje       
     paraplu  -    parapluutje
   auto         -     autootje    
  
Let op de spelling: a wordt aa   o wordt oo   u wordt uu






Slide 8 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Bij woorden met een korte klank met 1 lettergreep herhaal je de laatste letter van het woord +  etje.
   bri      -        brilletje       
ster      -      sterretje   
bru   -      bruggetje 
ba       -      balletje      

Slide 9 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Bij woorden met 1 lettergreep die eindigen op -ng  schrijf je etje.
ring     -  ringetje    
wang  -  wangetje
tong   -  tongetje  
slang  -  slangetje


Slide 10 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Bij woorden met 2 lettergrepen die eindigen op -ng 
en waar de klemtoon niet op ing ligt schrijf je kje
ketting  -  kettinkje
pudding  -  puddinkje
haring  -  harinkje
woning   -  woninkje  
sluiting -  sluitinkje 

Slide 11 - Tekstslide

Verkleinwoord met -PJE
Verkleinwoord met -TJE
boom
telefoon
broer
riem
film
raam
tafel
haar

Slide 12 - Sleepvraag

Verkleinwoord met -ETJE
Verkleinwoord met -KJE
ring
haring
leuning
bril
bal
tong
ketting
pudding

Slide 13 - Sleepvraag

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van appel?
A
appeltje
B
appelje
C
appel'tje
D
appeletje

Slide 14 - Quizvraag

Verkleinwoorden
Wat is juist ?
A
beloningetje
B
beloninkje
C
beloningtje
D
beloningje

Slide 15 - Quizvraag

Verkleinwoorden
wat is juist?
A
zonetje
B
zonnepje
C
zonnetje
D
zon'netje

Slide 16 - Quizvraag

verkleinwoorden

1. stemmetje is het verkleinwoord van stem.
2. blaadje is het verkleinwoord van blad.
A
1 = goed 2 = niet goed
B
1= niet goed 2 = goed
C
1 = goed 2 = goed
D
1 =niet goed 2 = niet goed

Slide 17 - Quizvraag



Noteer het verkleinwoord:

brug

Slide 18 - Open vraag



Noteer het verkleinwoord:

ketting

Slide 19 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van bal?

Slide 20 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van
koning

Slide 21 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van
pyama

Slide 22 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van
deur

Slide 23 - Open vraag

Verkleinwoorden
Bij woorden met 1 lettergreep waarin een 2-tekenklank staat en die  eindigen op l, n, w, r of een klinker komt -tje 
pijltje                     
tuintje                   
pauwtje                
deurtje                  
laatje                    




Slide 24 - Tekstslide