Thema 2.2

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Wat gaan we doen? 

-Wij gaan thema 2.2 herhalen

-Jullie gaan quiz maken

Thema 2.2

Wie is er aan de beurt?

-Waar gaat thema 2.2 over?

-Wat leer je in 2.2?

-Waar ben je? Wat doe je? 

Welke woorden ken je van thema 2.2?

een-en-twintig

1. 12
2. 21
3. 31

Welke meervoud is goed?

1. bananen, tomaten, uien, aardappels, citroenen
2. sinaasappel, banaan, citroen, aardbei
3. kaas, vlees, kip, vis

Wie is er aan de .......?

1. buurt
2. beurt
3. rij

Anders nog ......?

1. iets
2. dat
3. kan

Een kilo aardappels ........

1. iets
2. beurt
3. graag

Een pond kaas alstublieft. Kijk eens, dat is dan 3 .........

1. munt
2. euro
3. graag

De verkoper zegt: "Zegt u het ........"

1. maar
2. niet
3. graag

Negentien

1. 9
2. 18
3. 19

Hoe schrijf je: 11, 13, 15, 17

1. elfe, dertin, vijftien, zeventeen
2. elf, dertien, vijftien, zeventien
3. elf, derteen, vijf

200, 600

1. tweehonderd, zeshonderd
2. tweehondered, zishondered

Maandag, .......... woensdag, ........... vrijdag

1. woensdag, vrijdag
2. dinsdag, donderdag
3. vrijdag, zaterdag

.......... , zondag, maandag

1. vrijdag
2. dinsdag
3. zaterdag

september, .........., november............ januari

1. oktober, december
2. november, januari
3. maart, april

Maart, april, ........ juni, juli

1. mei
2. augustus
3. september

Het is kwart over twee 's middags

1. 02.15
2. 14.15
3. 11.15

Het is half een 's nachts

1. 00.30
2. 01.30
3. 03.30

Het is elf uur 's ochtends

1. 12.00
2. 10.00
3. 11.00

Het is half negen 's avonds

1. 21.30
2. 20.30
3. 12.30

De verkoper .......... : "1 kilo aardappels 3 euro".

1. zeg
2. zegt
3. zeggen

Wij ........ 2 kilo sinaasappels op de markt.

1. kopen
2. koopt
3. koop

Dat ....... dan 4 euro alstublieft.

1. ben
2. is
3. bent

Hij ........ een boodschappenlijst.

1. maak
2. maakt
3. maken

....... u in Amsterdam meneer?

1. Woon
2. Wonen
3. Woont

Ik ........ met de verkoper.

1. praat
2. praten
3. pra