2VWO- 3.5-Het immuunsysteem

planning
  • proefwerk thema 2 bespreken
  • huiswerkcontrole 3.4 & 3.7
  • leerdoelen en uitleg 3.5
  • huiswerk & proefwerk opgeven
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

planning
  • proefwerk thema 2 bespreken
  • huiswerkcontrole 3.4 & 3.7
  • leerdoelen en uitleg 3.5
  • huiswerk & proefwerk opgeven

Slide 1 - Tekstslide

toets bespreken 
alléén markeerstift op tafel!
timer
1:00

Slide 2 - Tekstslide

1 = boek op tafel; open op blz. 221

2 = chromebook DICHT op tafel



Intussen ONLINE huiswerkcontrole;
= van basisstof 3.4 - opdracht 1 + 2 + 3 + 5 + 6 + 7
= van extra stof 3.7 - opdracht 1 t/m 5

Slide 3 - Tekstslide

van 3.7 - 
uitleg nogmaals:

van bloedplasma  -> weefselvloeistof - > lymfe
in bloedvaten ->  tussen cellen-> in lymfevaten

Daarnaast ook hoe lymfe samen komt;
  1.  in de borstbuis & rechterlymfestam -> 
  2. dan in aders onder sleutelbeen ->
  3. dan via deze aders komt lymfe in de bovenste holle ader. 

Slide 4 - Tekstslide

van 3.4 - uitleg nogmaals:

Waaruit bestaat urine?
  • uit afvalstoffen
  • overtollig water 
  • overtollige zouten 
  • en allerlei schadelijke stoffen
 
FOUTE ANTWOORDEN DIT HUISWERK:
Wanneer moet zo’n niersteen zeker worden verwijderd?
  • als ie te groot is
Wie zou onderstaand antwoord gerekenen?
  • onder, omdat dit een casino is (gokje!!!)

Waarom is blaas fout in een antwoord?
  • Je hebt een galblaas en een urineblaas!

Welke vloeistof gaat door deel P? Leg je antwoord uit.
  • urine

Wanneer iemand last heeft van nierstenen is er soms bloed in de urine aanwezig. Leg uit hoe dat kan.
  • omdat de urinebuis niet groot genoeg is.
  • juiste antwoord = De niersteen beschadigt dan de binnenkant van de urineleider of de urinebuis waardoor er bloed in de urine komt.

Slide 5 - Tekstslide

3.5 Het immuunsysteem
Leerdoelen:
  • Ik kan beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties.
  • Ik kan beschrijven op welke manieren immuniteit kan ontstaan.
  • Ik kan  omschrijven wat er                                                                       aan de hand is bij een allergie.

Slide 6 - Tekstslide

Lichaamsvreemde stoffen....
zijn stoffen die niet in je lichaam thuishoren!

  • De huid is een van de barrières die deze stoffen buiten houden. Door een wond kunnen deze stoffen wel binnendringen en de wond kan ontstoken raken. 
 
  • Bij inademing houden slijmvliezen in je neus kleine stofjes en ziekteverwekkers tegen. Trilharen verplaatsen het slijm met deze stoffen naar je keel, dit slik je in. 
  • Het zoutzuur in je maag doodt bacteriën die met het slijm, of je voedsel zijn meegekomen. 

Slide 7 - Tekstslide

Antigenen
  • Als ziekteverwekkers (bacteriën, virussen, schimmels)                                   toch binnendringen, heb je een infectie.
  • Witte bloedcellen worden eropuit gestuurd om ziekteverwekkers te vinden en te doden. 
  • De lichaamsvreemde stoffen worden herkent aan de antigenen
  • Een antigeen is een eiwit op de buitenkant van een cel of van een virus.   
  • Immuunsysteem gaat aan de slag; 
  • Lichaamsvreemde antigenen activeren het immuunsysteem

VIRUS
Virussen zijn geen levende wezens, want ze hebben niet alle levenskenmerken.
Een virus bestaat uit DNA in een omhulsel van eiwitten. 

Slide 8 - Tekstslide

Er zijn verschillende typen witte bloedcellen. 
Bepaalde witten bloedcellen maken ziekteverwekkers onschadelijk door insluiten;

Slide 9 - Tekstslide

Een ander type witte bloedcellen reageert op ziekteverwekkers door antistoffen te maken. 
Antistoffen zijn eiwitten die een ziekteverwekker onschadelijk maken. 

Slide 10 - Tekstslide

Antistoffen
  • Verschillende ziekteverwekkers hebben verschillende antigenen.
  • Eén type antistof kan zich maar aan één type antigeen hechten;
  • De witte bloedcellen in je lichaam moeten dus veel verschillende antistoffen kunnen maken. 
  • Je bloed vervoert de antistoffen door je lichaam. 

Slide 11 - Tekstslide

Ziek worden van ziekteverwekkers
  • Als je een infectie oploopt, duurt het een tijdje voor de witte bloedcellen voldoende antistof tegen de ziekteverwekker hebben aangemaakt.

  • Daardoor word je bij een infectie vaak eerst ziek.

  • Als er voldoende antistof is gemaakt, word je weer beter. 

Slide 12 - Tekstslide

natuurlijke Immuniteit (opbouwen)
  1. Na een infectie blijft de antistof nog een tijdje  in bloed aanwezig. 
  2. Bovendien 'onthouden' de witte bloedcellen hoe ze deze antistof moeten maken. 
  3. Word je later nog een keer met dezelfde ziekteverwekker besmet, dan kunnen de witte bloedcellen vrijwel onmiddellijk antistof maken. 
  4. Je wordt dan niet ziek;                                                                                                          je bent immuun geworden voor deze ziekte. 
  • Kinderen krijgen waterpokken. Ze worden ziek en maken antistof tegen deze ziekteverwekker; volgende besmetting hiervan worden ze niet ziek.

Slide 13 - Tekstslide

Kunstmatige immuniteit
Op een kunstmatige manier door inenting / vaccinatie.
Een inenting bevat dode of verzwakte ziekteverwekkers 
(dit wordt een vaccin genoemd);
  1. Van dode of verzwakte ziekteverwekkers wordt je niet ziek, maar;
  2. witte bloedcellen gaan na vaccinatie wel antistoffen maken.
  3. Je wordt daardoor al immuun voor deze ziekteverwekker.
  4. Wanneer later de echte ziekteverwekkers binnendringen, hebben je witte bloedcellen 'onthouden' welke antistoffen ze snel kunnen en zullen gaan aanmaken, je wordt nu niet ziek.

Slide 14 - Tekstslide

Vaccinatiegraad infectieziekten
  • In Nederland worden kinderen tegen een aantal infectieziekten gevaccineerd. (Rijksvaccinatieprogramma)
  • Om de bevolking als geheel te beschermen is bij sommige ziekten een hoge vaccinatiegraad nodig;
  • Hoe meer mensen immuun zijn voor een ziekte, hoe lager de kans dat iemand die niet is ingeënt toch kan worden besmet;
  • Een hoge vaccinatiegraad is dus belangrijk voor iedereen, niet alleen voor degene die gevaccineerd is.

Slide 15 - Tekstslide

vaccinatieprogramma rijksoverheid
Een goede vaccinatiegraad is 95%.

Slide 16 - Tekstslide

Ouders laten hun kinderen niet (volledig) inenten. De reden hiervoor kan zijn dat hun geloof het niet toestaat, of dat ze te weinig kennis hebben over de veiligheid van vaccineren. 
Deze video is niet meer beschikbaar
explain

Slide 17 - Tekstslide

Allergische reactie 

Minder dan 1 op de miljoen kinderen krijgt na vaccinatie  een allergische reactie op de mazelen. 

Bij een allergie ben je een overgevoeligheid voor bepaalde stoffen.
Dit kan ook bij inademen van stoffen, of na innemen van voedsel.

  • Allergische reactie: rode plek, huiduitslag, branderig gevoel, jeuk, etc. 

Slide 18 - Tekstslide

Anafylactische reactie 

  • Een allergische reactie kunnen verergeren: slijmvliezen opzwellen, dikke lippen, vlekken op de huid, benauwd; Dan is het een anafylactische reactie.
  • In ernstige gevallen ook verwijde bloedvaten en dalende bloeddruk, dit is een acuut gevaarlijke situatie waar je zonder behandeling aan kunt overlijden
  • Bij een anafylactische reactie moet je een        EpiPen    gebruiken
  • een injectienaald met adrenaline, die de reactie tegengaat. 
allergieën
EpiPen

Slide 19 - Tekstslide

huiswerk en proefwerk = 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

https://www.youtube.com/watch?v=lnyplk6lEhg&list=PLr1tx9agautHvb7prH9yuyw_W9DirB76I&index=5

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk
  • Maak ONLINE van thema 3
  • van basisstof 3.5 - opdracht 1 t/m 9

Proefwerk thema 3 - 3.1 t/m 3.8
Woensdag 26 februari

HUISWERK =
Maak ONLINE van thema 3;
van basisstof 3.5 
- opdracht 1 t/m 4 + 6 t/m 9

PROEFWERK =
Thema 3 - 3.1 t/m 3.8
Woensdag 26 februari

Slide 23 - Tekstslide