Oefentoets 4V NOVA bij H7.1, H7.2 en H7.3 (1e deel) Zuren en basen

Oefentoets
 4VWO H7.1 + H7.2 +H7.3

Nodig: schrift, rekenmachine en Binas en eventueel lesboek.

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets
 4VWO H7.1 + H7.2 +H7.3

Nodig: schrift, rekenmachine en Binas en eventueel lesboek.

Slide 1 - Tekstslide

Lees de leerdoelen van 7.1   Zure en basische oplossingen

    Slide 2 - Tekstslide

    Sleep de termen naar de juiste plaats op de pH schaal.
    zure oplossing
    neutrale oplossing
    basische oplossing

    Slide 3 - Sleepvraag


    Noteer de naam van de leerling met het juiste idee.

    Slide 4 - Open vraag

    Maak deze zin af:

    Een zuur is ...

    Slide 5 - Open vraag

    Maak deze zin af:

    Een basische oplossing bevat ...

    Slide 6 - Open vraag

    BASE
    ZUUR
    Zuur of base? Sleep de formules naar het juiste vak. 

    Slide 7 - Sleepvraag

    Ethaanzuur kan .... H+ ionen afstaan
    A
    4
    B
    3
    C
    2
    D
    1

    Slide 8 - Quizvraag

    Oxaalzuur kan .... H+ ionen afstaan
    A
    4
    B
    3
    C
    2
    D
    1

    Slide 9 - Quizvraag

    Sleep de formule naar de juiste naam.
    chloride-ion
    fosfaation
    fosforzuur
    zwavelzuur
    acetaation
    nitraation
    carbonaation
    sulfaation
    koolzuur
    salpeterzuur
    azijnzuur
    waterstofchloride

    Slide 10 - Sleepvraag


    Als je het gas HCl door water leidt, ontstaat de oplossing die hiernaast schematisch is weergegeven. Deze oplossing heet zoutzuur.

    Je noteert zoutzuur als:
    A
    H3O+(aq)+Cl(aq)
    B
    H3O+(g)+Cl(g)
    C
    HCl (aq)
    D
    HCl (g)

    Slide 11 - Quizvraag

    Wat is er fout gegaan bij de notatie van de vergelijking over het oplossen van perchloorzuur (HClO4 (l)) in water?

    HClO4 (aq)+ H2O (l)-> ClO4 (aq) + H3O (aq)

    Slide 12 - Open vraag

    Vraag 9) Sleep de formule naar de juiste naam.
    hydroxide-ion
    oxide-ion
    ammoniak
    carbonaation
    waterstofcarbonaation
    koolzuur
    ammoniumion
    natronloog
    kaliloog
    kalkwater
    Na+ (aq) + OH-(aq)
    K+ (aq) + OH-(aq)
    Ca2+ (aq) + 2 OH- (aq)

    Slide 13 - Sleepvraag

    Geef de evenwichtsvoorwaarde voor het waterevenwicht

    Slide 14 - Open vraag

    Wanneer je een zure oplossing verdunt met water ...
    A
    ... wordt de pH lager.
    B
    blijft de pH gelijk.
    C
    ... wordt de pH hoger.

    Slide 15 - Quizvraag

    Een oplossing met pH = 2,0 wordt 10x verdund. Wat wordt de nieuwe pH?
    A
    pH = 0,20
    B
    pH = 1,0
    C
    pH = 3,0

    Slide 16 - Quizvraag

    De pH van een zure oplossing is 4,18.
    Bereken [H3O+ (aq)] in het juiste aantal significante cijfers.

    Slide 17 - Open vraag

    In 1,00 L water wordt 4,5x10-3 mol NaOH opgelost. Bereken de pH in het juiste aantal significante cijfers.

    Slide 18 - Open vraag

    Tommy wil de pH bepalen van een oplossing. Hij mengt in 4 reageerbuizen steeds een beetje oplossing met een indicator.
    Geef zo precies mogelijk aan tussen welke grenzen de pH van de oplossing ligt. Gebruik binas T52A.
    A
    3,8 < pH < 5,5
    B
    3,8 < pH < 4,4
    C
    5,4 < pH < 5,5
    D
    4,4 < pH < 4,8

    Slide 19 - Quizvraag


    A
    Dat doen de moleculen van salpeterzuur die in de oplossing bewegen.
    B
    Salpeterzuur is een sterk zuur en splitst in ionen en die kunnen bewegen in de oplossing
    C
    Omdat de oplossing een hoge pH heeft
    D
    Waterstof reageert met het negatieve ion

    Slide 20 - Quizvraag

    Ik los 1,0 mol van een sterk zuur en 1,0 mol van een zwak zuur op in water.

    Welke oplossing geleidt de stroom het beste en waarom?

    Slide 21 - Open vraag

    Wat is de juiste notatie van een oplossing van fosforzuur?
    Tip: kijk in tabel 49 of fosforzuur een sterk of zwak zuur is.
    A
    H3PO4(aq)
    B
    H3O+(aq)+H2PO4(aq)

    Slide 22 - Quizvraag

    Wat is de juiste notatie van een oplossing van salpeterzuur?

    A
    HNO3(aq)
    B
    H3O+(aq)+NO3(aq)

    Slide 23 - Quizvraag

    Wat is de juiste notatie van een ammoniakoplossing?



    A
    NH3(aq)
    B
    NH4+(aq)+OH(aq)

    Slide 24 - Quizvraag

    Wat is de juiste notatie voor een oplossing van calciumoxide?



    A
    CaO(aq)
    B
    Ca2+(aq)+O2(aq)
    C
    Ca2+(aq)+2OH(aq)

    Slide 25 - Quizvraag

    In een oplossing van methaanzuur stelt het volgende evenwicht zich in.

    Waar ligt het evenwicht? Zoek uit met behulp van de Kz
    A
    evenwicht ligt links
    B
    evenwicht ligt rechts

    Slide 26 - Quizvraag

    Welke uitspraak is waar?

    Hoe zwakker een zuur is hoe ...
    A
    ... hoger de waarde van de Kz van het zuur en hoe sterker de geconjugeerde base.
    B
    ... lager de waarde van de Kz van het zuur is en hoe sterker de geconjugeerde base.
    C
    ... hoger de waarde van de Kz van het zuur en hoe zwakker de geconjugeerde base.
    D
    ... lager de waarde van de Kz van het zuur en hoe zwakker de geconjugeerde base.

    Slide 27 - Quizvraag

    Welke oplossing heeft de hoogste molariteit?

    Zoek uit aan de hand van de Kb waarden.
    A
    NaCN oplossing met pH = 9
    B
    NaF-oplossing met pH = 9

    Slide 28 - Quizvraag

    Er zijn twee oplossing, beide met
    A
    pH van oplossing 1 = pH van oplossing 2
    B
    pH van oplossing 1 > pH van oplossing 2
    C
    pH van oplossing 1 < pH van oplossing 2

    Slide 29 - Quizvraag

    Een ijzer(III)chloride-oplossing is een beetje zuur.

    Welk deeltje veroorzaakt dit zure karakter?
    A
    Cl(aq)
    B
    Fe(H2O)63+(aq)

    Slide 30 - Quizvraag

    Omar maakt een oplossing van het zout NaHS. Is deze oplossing zuur of basisch?
    Zoek uit m.b.v. de Kz en de Kb van het relevante deeltje (een amfolyt).
    A
    De oplossing is zuur
    B
    De oplossing is basisch

    Slide 31 - Quizvraag

    Als je CO2 (g) in water leidt ontstaat een zure oplossing. Leg uit hoe dit komt.

    Slide 32 - Open vraag