Beïnvloeden van gedrag + sociaal gedrag bij dieren
timer
20:00
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Basisstof 4 + 5
Beïnvloeden van gedrag + sociaal gedrag bij dieren
timer
20:00
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
- Je kunt verklaren dat gedrag deels erfelijk is bepaald.
- Je kunt leerprocessen herkennen en de functie daarvan uitleggen.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Wat wordt bedoeld met aangeboren en aangeleerd gedrag?
Slide 4 - Open vraag
Aangeboren gedrag
- noem je instinct
- is soortspecifiek
- vaste reacties op bepaalde prikkels
- verhogen overlevingskans
(dus ook voortplantingskans)
Voorbeeld?
Slide 5 - Tekstslide
Sleutelprikkel
Sleutelprikkel = prikkel die altijd hetzelfde gedrag tot gevolg heeft.
Respons = reactie
Respons op sleutelprikkel is aangeboren.
Slide 6 - Tekstslide
Supranormale prikkel
Supranormale prikkel => sterke sleutelprikkel
=> geeft sterkere respons
Slide 7 - Tekstslide
Leerprocessen
Erfelijk gedrag is in een onverwachte situatie niet altijd effectief.
Daarom moet je leren.
leerprocessen:
gewenning - reactie op prikkel neemt af
inprenting - in gevoelige periode
imitatie - na doen
conditionering
inzicht- ervaringen uit het verleden
Slide 8 - Tekstslide
Leren door gewenning
Gewenning = het afleren te reageren op prikkels.
Voorbeelden?
Slide 9 - Tekstslide
Inprenting
Inprenting: wanneer dieren alleen iets leren in een bepaalde, korte periode in hun leven.
Slide 10 - Tekstslide
Imitatie
Slide 11 - Tekstslide
leerproces: imitatie
Slide 12 - Tekstslide
Conditioneren:
Leren door positieve (beloning) en negatieve (straffen) ervaringen.
- trial and error (proefondervindelijk)
- klassiek conditioneren (Pavlov)
= natuurlijke prikkel vervangen
door kunstmatige prikkel
Voorbeeld?
Slide 13 - Tekstslide
Inzicht
Inzicht: een mens of dier kunnen in een nieuwe situatie de oplossing van een probleem vinden door ervaringen uit het verleden op een andere manier te combineren.
v.b.: een wiskunde vraagstuk oplossen
Een aantal diersoorten vertonen ook inzicht.
-olifanten
-apen
-orka's
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
Sociaal gedrag
Gedrag van soortgenoten ten opzichte van elkaar is sociaal gedrag. Alleen bij dieren van dezelfde soort!
Sociaal gedrag kan de overlevingskans vergroten, hierdoor neemt de selectiedruk op dit gedrag toe.
Hoe?
Slide 16 - Tekstslide
Soorten sociaal gedrag
Balts of bronst
Paringsgedrag
Broedzorg
Territoriumgedrag
Dreiggedrag
Overspronggedrag of Conflictgedrag (conflict tussen twee gedragssystemen, gedrag uit een derde systeem wordt vertoond).
Slide 17 - Tekstslide
Sociaal gedrag in groepen
Met een rangorde wordt bepaald wie het meest dominant is en wie het minst dominant is.
Bij kippen: pikorde
Met imponeergedrag maakt het dominante dier zich zo groot mogelijk.
Met verzoeningsgedrag zorgt het minder dominante dier dat het agressieve gedrag afneemt.
Slide 18 - Tekstslide
Tijd voor opdrachten
Maak opdracht 43, 45, 48, 51 en 53, 59
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Aangeboren of aangeleerd?
A
Aangeboren
B
Aangeleerd
Slide 21 - Quizvraag
Aangeboren of aangeleerd?
A
Aangeboren
B
Aangeleerd
Slide 22 - Quizvraag
Sleutelprikkel of supranormale prikkel?
Sleep de foto's tekst naar de juiste plek.
sleutelprikkel
supranormale prikkel
Slide 23 - Sleepvraag
Erfelijk bepaald of niet?
Sleep de stukjes tekst naar de juiste plaats.
Grotendeels bepaald door erfelijke factoren
Grotendeels bepaald door leerprocessen
Een baby zuigt melk bij de moeder.
Een hond haalt de krant voor zijn baas.
Een hond zwemt.
Een meisje speelt piano.
Een papegaai spreekt woorden uit.
Slide 24 - Sleepvraag
Een koekoeksjong verwijdert eieren uit het nest. Berust dit gedrag alleen op erfelijke factoren of spelen ook leerprocessen een rol?
A
Dit gedrag berust alleen op erfelijke factoren
B
Bij dit gedrag spelen ook leerprocessen een rol.
Slide 25 - Quizvraag
Wordt het gedrag van mensen bepaald door erfelijke factoren? En door leerprocessen?
A
Alleen door erfelijke factoren
B
Alleen door leerprocessen
C
Zowel door erfelijke factoren als door leerprocessen.
D
Niet door erfelijke factoren en ook niet door leerprocessen.
Slide 26 - Quizvraag
Sommige ouders vinden roken zo ongezond dat ze hun kinderen beloven het rijbewijs te betalen als ze niet gaan roken. Is dit een vorm van conditionering?
A
Ja, want...
B
Nee, want...
Slide 27 - Quizvraag
Dit is een vorm van:
A
Imitatie
B
Conditionering
C
Inzicht
D
Gewenning
Slide 28 - Quizvraag
Zebravinken nemen stukken over uit liedjes die ze horen als volwassen vinken zingen. Ze zingen vooral de liedjes die ze horen tussen de 25e en 65e dag nadat ze uit het ei kwamen. Van welke twee leerprocessen is hier sprake?
A
Conditionering en gewenning
B
Gewenning en inprenting
C
Inprenting en imitatie
D
Imitatie en conditionering
Slide 29 - Quizvraag
Als je een hond een nieuw speeltje geeft waarin een snoepje verstopt zit, gaat de hond gooien en schudden met het speeltje. Hij blijft net zo lang schudden tot het snoepje er uit valt. Van welk leerproces is hier sprake?
A
Conditionering: Pavlov
B
Inzicht
C
Imitatie
D
Conditionering: trial and error
Slide 30 - Quizvraag
Beschrijf 2 dingen die je deze les geleerd hebt.
Slide 31 - Open vraag
Over welk onderwerp van deze basisstof zou je meer willen weten?
Slide 32 - Open vraag
Leerdoelen
- Je kunt verklaren dat gedrag deels erfelijk is bepaald.
- Je kunt leerprocessen herkennen en de functie daarvan uitleggen.
Slide 33 - Tekstslide
Welke is aangeleerd gedrag?
A
Alleen plaatje 1
B
Alleen plaatje 2
C
Geen van beide plaatjes
D
Allebei de plaatjes
Slide 34 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van aangeboren gedrag?
A
Een kind strikt de schoenveters nadat zijn ouders hem dat opdragen
B
Een konijn duikt zijn holletje in bij het zien van een vos
C
Een pasgeboren vogeltje opent zijn bek om aan te geven honger te hebben
D
Een man zwaait naar de buurvrouw die langsloopt
Slide 35 - Quizvraag
gapen in de baarmoeder
A
aangeleerd
B
aangeboren
Slide 36 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van aangeboren gedrag
A
Een hond komt terug wanneer je hem roept
B
Kunnen schrijven
C
Een baby huilt wanneer hij honger heeft
D
Als de bel gaat pakken jullie je spullen in
Slide 37 - Quizvraag
Wat is conditionering ?
A
een reactie op een prikkel wordt bij herhaling van prikkel afgeleerd
B
gedrag dat door beloning of straf wordt aangeleerd
C
een leerproces dat alleen in een bepaalde korte periode kan plaatst vinden
Slide 38 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen operant conditioneren en klassiek conditioneren?
A
operant werkt met beloning en straf, en klassiek werkt met reflexen
B
operant is bewust en klassiek is onbewust
C
operant komt in de natuur niet voor en klassiek wel
D
operant werkt snel en klassiek werkt langzaam
Slide 39 - Quizvraag
Is het gedrag aangeleerd door imitatie, gewenning, trial-and-error of is het aangeboren?
slikken
A
imitatie
B
gewenning
C
trial-and-error
D
aangeboren
Slide 40 - Quizvraag
Is het gedrag aangeleerd door imitatie, gewenning, trial-and-error of is het aangeboren?
muggen doodslaan
A
imitatie
B
gewenning
C
trial-and-error
D
aangeboren
Slide 41 - Quizvraag
Dit is een voorbeeld van..
A
dreiggedrag
B
overspronggedrag
C
baltsgedrag
D
omgericht gedrag
Slide 42 - Quizvraag
Territorium - Territoriumgedrag Wat is NIET waar?
A
Een territorium is een eigen leefgebied
B
De grenzen van een territorium worden afgebakend
C
Vooral vrouwtjes bewaken het territorium
D
Het territorium wordt verdedigd door te dreigen en evt. te vechten is territoriumgedrag
Slide 43 - Quizvraag
Twee katers die hevig naar elkaar dreigen, gaan plotseling beide hun vacht schoonlikken. Hoe heet het gedrag dat de katten dan vertonen?
A
imponeergedrag
B
overspronggedrag
C
omgericht gedrag
D
ambivalent gedrag
Slide 44 - Quizvraag
Hoe heet het gedrag wat je vertoont (naar een organisme in een hogere orde) om een conflict te vermijden
A
overgeefgedrag
B
imponeergesdrag
C
statengedrag
D
verzoeningsgedrag
Slide 45 - Quizvraag
Bij veel dieren die in groepen leven is er sprake van een rangorde. Wat is een rangorde?
A
De volgorde van dieren van oud naar jong
B
De volgorde waarin dieren mogen eten
C
Het oudste dier is de baas
D
Ieder dier kent zijn plaats
Slide 46 - Quizvraag
Bas heeft zijn 4 kippen geobserveerd om te kijken wie elkaar pikt. Zijn resultaten: *kip 1 pikt kip 4 *kip 2 pikt kippen 1, 3 en 4 *kip 3 pikt kip 1 en 4 Wat is de rangorde in de ze groep?
A
kip 2 staat boven aan de rangorde, kip 4 onderaan
B
kip 4 staat boven aan de rangorde, kip 2 onderaan
C
de volgorde in rangorde is
kip 3, 4, 2 en als laatste 1
D
de volgorde in rangorde is
kip 2, 4,3 en als laatste 1