werkwoordspelling en interpunctie

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

werkwoordspelling en interpunctie
In de volgende opdracht ga je na wat je al weet van de theorie in deze module. 
(Bladzijde 363 en verder)

Slide 2 - Tekstslide

Bij het werkwoord 'kunnen' hoor je de volgende vervoegingen: 'kan je' en 'kun je'.
Zijn beide vormen goed? Leg uit wat het verschil is

Slide 3 - Open vraag

'Kan je' en 'kun je' zijn allebei goed. 
'Kan je' is informeel. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord van updaten?
A
geupdated
B
geüpdatet
C
upgedatet

Slide 5 - Quizvraag

Waarom?
De laatste stamletter die je hoort, is een t. 
Deze staat in 't ex-kofschip. Dus schrijf je een t. 
Engelse werkwoorden vervoegen we zoals Nederlandse werkwoorden. Bij het voltooid deelwoord komt er ge- voor en het eindigt op een t of d. De stam moet wel goed uitgesproken blijven, daarom kan die eindigen op een e. Je past de regel van 't ex-kofschip toe: je negeert die e (maar je laat hem dus wel staan).

Slide 6 - Tekstslide

Welke onregelmatige werkwoorden
krijgen in de tegenwoordige tijd
bij de 3e persoon enkelvoud
GEEN stam + t

Slide 7 - Woordweb

Het antwoord is:
willen > zij wil
zullen > hij zal
mogen > hij mag
kunnen > zij kan

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het kenmerk van een sterk werkwoord in
de verleden tijd?

Slide 9 - Open vraag

Hoe vorm je de verleden tijd van een zwak werkwoord?
(een zwak werkwoord is klankvast).
Geef een voorbeeld!

Slide 10 - Open vraag

't(ex)Kofschip:

Verleden tijd van zwakke werkwoorden

 en voltooid deelwoord


Stam eindigt op:

t-k-f-s-ch-p

dan te(n)


lachen

stam = lach

ik lachte

wij lachten


werken

stam = werk

ik werkte

wij werkten

ik heb gewerkt


reizen

stam = reiz (!)

ik reisde

wij reisden

ik heb gereisd






Slide 11 - Tekstslide

Regels voltooid deelwoord:

Als je in de verleden tijd -te(n) schrijft of hoort, eindigt het voltooid deelwoord ook een -t.
Zij stuntte - zij heeft gestunt

Als je in de verleden tijd -de(n) schrijft of hoort, eindigt het voltooid deelwoord ook op een -d.
Hij beloofde - hij heeft beloofd
Zij vertelde - zij heeft verteld

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag:
Bladzijde 363 
Maak opdracht 2
1 a,b,c,d,e
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Welke samenstelling is goed gespeld?
A
pannekoek
B
pannenkoek

Slide 14 - Quizvraag

Waarom is het pannenkoek?
Omdat het eerste deel van de samenstelling een mv heeft dat eindigt op -en. 
Het is dus ook: krantenlezer, eendenei, huizenhoog en paardenbloem

Slide 15 - Tekstslide

Welke samenstelling is goed gespeld?
A
ruggespraak
B
ruggenspraak

Slide 16 - Quizvraag

Waarom is het ruggespraak?
Het woord als geheel is niet zo meer zo goed herkenbaar als samenstelling. 
Er zijn ook woorden die van oorsprong helemaal geen samenstelling zijn. Zoals papegaai en bolleboos. 

Slide 17 - Tekstslide

Welke samenstelling is goed gespeld?
A
linker broekspijp
B
linkerbroekspijp

Slide 18 - Quizvraag

Waarom is het linkerbroekspijp?
Bij kledingstukken schrijf je linker en rechter aan het woord vast. Er is ook een rechterbroekspijp. 

Slide 19 - Tekstslide

Schrijf de volgende getallen voluit:
18, 322, 8316

Slide 20 - Open vraag

Waarom schrijf je een komma in deze zin:
Bob, heb je je voetbalschoenen al schoongemaakt?

Slide 21 - Woordweb

Het antwoord is:
Je schrijft een komma achter (of voor)
 een aangesproken persoon. 
Neemt u plaats, dames en heren! 

Slide 22 - Tekstslide

Welk leesteken gebruik je voor een opsomming?

Slide 23 - Open vraag

Aan de slag:
blz. 363-365
Maak opdracht 2 af (dus 2.2/2.3/2.4) 
Opdracht 3
Opdracht 4

Slide 24 - Tekstslide